Herhaling grammatica: lv, mw, bwb

Welkom!
  • Neem plaats, leg je spullen op tafel en je tas op de grond.
  • Pak je leesboek en ga even lezen tot ik de les start.
1 / 11
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 11 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Welkom!
  • Neem plaats, leg je spullen op tafel en je tas op de grond.
  • Pak je leesboek en ga even lezen tot ik de les start.

Slide 1 - Tekstslide

Mededelingen en programma
  • Over de toets. We nemen deze aan het einde van de les even kort door, zonder Ibrahim en Sholina.
  • Over de fictieopdrachten, in het bijzonder die van Sophie, Ilayda, Sholina en Boy.
  • De planning komende tijd: grammatica, daarna lezen. Er staan twee toetsen op het programma, waarvan een in de toetsweek.

Slide 2 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
We gaan verder met grammatica. Voor de toetsweek hebben we zinsdelen behandeld: pv, wg, ow.

We gaan verder met lv, mw en bwb.


Slide 3 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
Het lv (lijdend voorwerp):
  • Zoeken we nadat we pv, ow en wg hebben gevonden.
  • Vinden we door de vraag te stellen: wie/wat + pv + ow + wg?
  • Het lv is de persoon die iets 'overkomt'  of het voorwerp dat iets 'ondergaat'. Daarom: niet leidend, maar lijdend voorwerp.
  • Het lv begint nooit met een voorzetsel!
  • Zit niet in elke zin.

Maak opdrachten 2 en 3 op blz. 119.
Je hoeft geen streepjes tussen de zinsdelen te zetten bij opdracht 2. Opdracht 3 controleer je met je buurman. De antwoorden van opdracht 2 krijg je dadelijk.

Slide 4 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
De antwoorden:
Die leuke broek heeft Moira bij ZARA of H&M gekocht.
Soms rijdt mijn broer met zijn scooter door een rood verkeerslicht.
Welk reclamespotje heeft vorig jaar eigenlijk de Gouden Loeki gewonnen?

In deze scheurkalender kun je elke dag een leuk weetje lezen.
Apa Sherpa stond al 21 keer op de top van de Mount Everest.
Tot ontzetting van de toeschouwers schoot de voetballer de bal in het eigen doel.


Rood: wg (pv is onderstreept), groen is ow, lv is geel.

Slide 5 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
Het meewerkend voorwerp (mv):
  • geeft aan voor wie iets bestemd is.
  • het mv kan beginnen met aan of voor, maar dat hoeft niet. Je moet het er wel voor kunnen zetten. Het kan zijn dat je de zin daarvoor een beetje moet veranderen.
  • Zoek en vind je pas na pv, ow, wg en lv door de vraag te stellen: Aan/voor wie + pv ow + lv + wg?
  • Zit niet in elke zin.

Maak nu opdrachten 2 en 3 op blz. 149.

Slide 6 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
Opdracht 2.
Rood: wg (pv is onderstreept), groen is ow, lv is geel, mv is oranje.

Julius schreef lange liefdesbrieven aan Ellen tijdens de kerstvakantie.
De presentator kondigde het publiek op hilarische wijze de quiz aan.
Met zijn griezelige masker liet Pieter Mees enorm schrikken.
De recensies beloven de bioscoopgangers een ontroerende film.
Op de kermis worden de kinderen een hele middag vermaakt.
De winkelier stond voor zijn toonbank een verkoopgesprek te voeren.

Voor zijn toonbank is geen mv: het geeft een plaats aan.

Slide 7 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
Opdracht 3, bijvoorbeeld:
- De trouwe klant (ow) haalt elke dag vers brood bij de bakker.
- De bakker beloont de trouwe klant (lv) jaarlijks met een taart.
- De bakker geeft de trouwe klant (mv) soms extra korting.
- Een sponsoractie (ow) kan veel geld opleveren.
- De leerlingen organiseren voor een goed doel een sponsoractie (lv).
- Diverse ouders doneren geld voor een sponsoractie (mv).
- Joris en Boris (ow) sporten graag in hun vrije tijd.
- De gymdocent heeft Joris en Boris (lv) gevraagd voor het grote sporttoernooi.
- De coach overhandigt Joris en Boris (mv) een medaille als bedankje.
- Het pasgeboren girafje (ow) trok veel bezoekers in de dierentuin.
- Veel bezoekers kwamen het pasgeboren girafje (lv) bewonderen.
- Sommige bezoekers wilden het pasgeboren girafje (mv) voedsel geven.



Slide 8 - Tekstslide

Grammatica - herhaling
Tot slot: de bijwoordelijke bepaling:
  • Geeft antwoord op vragen als hoe, waar, waardoor, waarheen, waarom, waarover, waarvandaan, wanneer, etc.
  • Bestaat uit woorden die je overhoudt na het vinden van pv, wg, ow, lv en mv.
  • Als je vraagwoorden tegenkomt in een zin, zijn zij een bwb. Net als woorden zoals bijvoorbeeld niet, waarschijnlijk, allicht, natuurlijk, wel en absoluut.
  • Er kunnen meerdere bwb-en in een zin staan.

Maak nu opdracht 2 op blz. 179. Dit is het huiswerk.

Slide 9 - Tekstslide

Afsluiting
  • Huiswerk: maak opdracht 2 op blz. 179 en leer de theorie op bladzijden 180 (bijwoord), 150 (voorzetsel) en 120 (aanwijzend en vragend voornaamwoord). Er kan nog huiswerk bij komen door de lesuitval van woensdag. Let dus op SOM!
  • De gemaakte opgaven van SOM voor vandaag behandelen we de volgende les.
  • We hebben nu alle zinsdelen behandeld. De volgende les kijken we verder naar alle woordsoorten.

Tot de volgende!

Slide 10 - Tekstslide

De toets
  • Stop alle spullen in je tas. Je hebt niets op je tafel, ook niet je telefoon.
  • Je krijgt van mij de gemaakte toets.
  • We lopen de antwoorden even langs.
  • Ibrahim en Sholina mogen het lokaal alvast verlaten.


Slide 11 - Tekstslide