Klinisch redeneren- redeneerhulpen

Klinisch redeneren
Welke redeneerhulpen kun je gebruiken?


M.Meurs
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Klinisch redeneren
Welke redeneerhulpen kun je gebruiken?


M.Meurs

Slide 1 - Tekstslide

Doelen van de les
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet ook wat kritische momenten zijn in het klinisch redeneren.
3. Je weet minimaal 4 redeneer hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.

Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
1. Wat is klinisch redeneren en wat heb je ervoor nodig?
2. Redeneerhulpen, wat weet je nog?
3. Opdracht over redeneerhulpen
4. Oefenen met klinisch redeneren/redeneerhulpen

Slide 3 - Tekstslide

Wat is klinisch redeneren?
Het is de kern van jou inschattingsvermogen als zorgverlener. Hierop ga je bepalen wat je vindt van de situatie maar ook wat je denkt dat er moet gebeuren en waarom. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat doe je concreet?
1. Monitoren zorgvrager
2. Risico inschatten
3. Bepalen of interventie nodig is
4. Bepalen of extra monitoring nodig is
5. Monitoren effect van de interventie
Terug naar 1!
Dus een continue proces!

Slide 5 - Tekstslide

Wat heb je nodig voor klinisch redeneren?
1. Kennis van anatomie, patho fysiologie, medicijnen.
2. Ervaring
3. Analytisch vermogen
4. Kritisch denken

Slide 6 - Tekstslide

Wat is waar over redeneerhulpen?
A
Er is geen kennis voor nodig
B
Ze vervangen kennis en ervaring nooit
C
Alleen voor onervaren medewerkers
D
Zijn alleen voor artsen bedoeld

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het officiële overdrachtsprotocol in Nederland?
A
SIRS
B
SBARR
C
EWS
D
ABCDE

Slide 8 - Quizvraag

OPDRACHT
Elk tweetal krijgt 1 van de onderstaande redeneerhulpen. Leg in 30 sec uit wat ze inhouden. En noem een voorbeeld van een situatie (praktisch) waarin je deze zou kunnen gebruiken/inzetten.
SBARR/ EWS/ EMV/ SIRS criteria/ AVPU/ ABCDE-methode/SOAP/ anamnese volgens Gordon/ FAST-methode/SCEGS/DOS schaal/VAS of MRC schaal/Bristol schaal

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht redeneerhulpen 2
1. Maak groepjes van 4/5. 
2. De docent verdeelt de redeneerhulpen onder de groepjes. Zoek uit wat de redeneerhulpen inhouden en wanneer je deze kunt gebruiken. 
3. Bedenk met elkaar een casus waarbij je de redeneerhulpen gaat toepassen. 
4. Speel deze casus uit en neem dit op met je telefoon. Bewerk/knip/plak zo nodig tot 1 geheel. 
5. We spelen dit af in de klas om te leren hoe je de redeneerhulpen toepast.

Slide 10 - Tekstslide

Even oefenen met klinisch redeneren/redeneerhulpen

Slide 11 - Tekstslide

Mw Bos zie je lopen met haar rollator en ze sleept wat met haar rechter been. Wat kan er aan de hand zijn? Wat ga je doen?

Slide 12 - Open vraag

Je bent verpleegkundige in de GGZ en loopt 's avonds je avondronde. Wanneer je in de douche komt zie je Mw. de Jong op de grond liggen.

Slide 13 - Open vraag

Hr de Leeuw is laatst gevallen tegen een kastje. Hij heeft nog steeds wat pijn en komt slecht uit bed. Hij krijgt wat last van zijn hakken. Wat zou je doen?

Slide 14 - Open vraag

Hr van Veen is al een tijdje opgenomen i.v.m dementie, nu valt je op dat hij erg in de war is. Meer dan je gewend bent. Wat doe je?

Slide 15 - Open vraag

Zijn de doelen behaald?
1. Aan het eind van de les weet je wat klinisch redeneren is
2. Je weet ook wat kritische momenten zijn in het klinisch redeneren.
3. Je weet minimaal 4 redenatie hulpen te benoemen en kunt uitleggen hoe ze werken.

Slide 16 - Tekstslide

Evaluatie les
Hoe was de les voor jullie? Wat was goed, wat was minder?

Tot volgende week!

Slide 17 - Tekstslide

Hr Krabbendam geef je diclofenac omdat hij pijn heeft na een heupoperatie. Na enkele uren krijgt hij last van zijn maag en pijn achter zijn borstbeen. Waar denk je aan? Wat is je interventie? Wat doe je daarna?

Slide 18 - Open vraag

Mw Bakker heeft al een dag niet geplast. Wat kan er aan de hand zijn?

Slide 19 - Open vraag