writing practice 2 ( formele brief)

Schrijfvaardigheid oefenen
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Schrijfvaardigheid oefenen

Slide 1 - Tekstslide

What kind of letters do you write when you write a formal letter?

Slide 2 - Open vraag

Stel je schrijft de brief naar een vrouw die Lucy Smith heet, wat wordt dan de aanhef?
A
Dear Mrs Smith,
B
Dear Miss Smith,
C
Dear Lucy,
D
Dear Ms Smith,

Slide 3 - Quizvraag

Wat moet de aanhef zijn als je de ontvanger NIET kent?
A
Dear Mr/Ms/Mrs,
B
Dear Mr/Mrs,
C
Dear Sir/Madam,
D
Dear sir/madam,

Slide 4 - Quizvraag

What is the correct orde?
First and Last name
address recipient 
Your own address
Opening (aanhef)
Your text(inhoud)
The date
yours sincerely/ faithfully
closing sentence (slotzin)

Slide 5 - Sleepvraag

Date
Day/Month/Year

EXAMPLE: 7 September, 2020
7 September 2020

Slide 6 - Tekstslide

Wat is de juiste woordvolgorde van een Engelse zin?

Slide 7 - Open vraag

Een standaard Engelse zin kan uit
5 onderdelen bestaan. 
Zet deze in de juiste volgorde:
Wie
Doet
Wat
Waar
Wanneer

Slide 8 - Sleepvraag

Slide 9 - Tekstslide

Welk woord schrijf je met hoofdletter en welke niet?
WEL 
hoofdletter
GEEN
hoofdletter
apple
i
monday
weekend
month
easter
may
company

Slide 10 - Sleepvraag

BIG 
NO NO

Slide 11 - Tekstslide

Provide the formal word for (geef het formele/nette woord voor):

kids

Slide 12 - Open vraag

Provide the formal word for (geef het formele/nette woord voor):

cops

Slide 13 - Open vraag

Provide the formal word for:

wanna

Slide 14 - Open vraag

Provide the formal word for:

gonna

Slide 15 - Open vraag

Frequent mistakes
Capital Letters:

i is wrong, it is always “I” 

Days of the week, months : Monday, Tuesday, August, October

Slide 16 - Tekstslide

Frequent mistakes
Confusing Couples

There – they’re – their
Your – you’re 
It’s – its 
Two – to - too 

Slide 17 - Tekstslide

What's the difference between:
there / their / they're ?

Slide 18 - Open vraag

I don't know where ... going
A
there
B
their
C
they're

Slide 19 - Quizvraag

I don't get it. ... going to have to explain it to me.
A
your
B
you're

Slide 20 - Quizvraag

I am sure it is autumn because the tree lost all ... leaves.
A
its
B
it's

Slide 21 - Quizvraag

I love you ...
A
to
B
two
C
too
D
2

Slide 22 - Quizvraag

wich, which or witch?
Your school, ........ was impressive, is very different to schools in Holland.
A
wich
B
which
C
witch

Slide 23 - Quizvraag

 witch ----------------->
 wich is not a word!

Slide 24 - Tekstslide

Je mag 'Greetings' gebruiken als afsluiting in de mail
A
Juist
B
Onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Slide 26 - Tekstslide

If your letter begins ‘Dear Sir/Madam’, how should you sign off?
A
Yours truly,
B
Yours faithfully,
C
Yours sincerely,
D
Yours forever,

Slide 27 - Quizvraag

If your letter begins ‘Dear Ms Bloggs’, how should you sign off?
A
Yours truly,
B
Yours faithfully,
C
Yours sincerely,
D
Yours forever,

Slide 28 - Quizvraag

Tips schrijfvaardigheid
  • Is Engels lastig? Schrijf dan eerst je zin in het Nederlands op.
  • Maak een kladversie! Een echte versie waarin is gekrast kost punten!
  • Neem een woordenboek mee! Ned-Eng. Je mag niet delen.
  • Denk aan de Engelse woordvolgorde: 
    Wie - doet - wat - waar - wanneer

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Tekstslide