Herhaling trimester 2 STW

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsSecundair onderwijs

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Wat vind je niet in
deze instructies terug?
Tekst

Slide 2 - Open vraag

In een dure filmstudio wordt een film over het oude Rome opgenomen.

Staat er in deze zin een nwg of een wwg?
A
WWG
B
NWG

Slide 3 - Quizvraag

Op een bepaald moment roept de regisseur boos naar de hoofdrolspeler: " Hey, sufferd! Waarom draag jij een polshorloge?"
Het LIJDEND VOORWERP in deze zin is:
A
er staat geen lijdend voorwerp in deze zin.
B
op een bepaald moment
C
Hey sufferd! Waarom draag jij een polshorloge?
D
boos

Slide 4 - Quizvraag

Om te laten zien dat hij niet onder de indruk is van de regisseur, kijkt de hoofdrolspeler nauwelijks op.
Welke uitspraak is correct?
A
'om te laten .... ', is een bepaling
B
'hij' is het onderwerp van de zin.
C
Het wwg bestaat uit 'kijkt'
D
geen van deze uitspraken is correct

Slide 5 - Quizvraag

Hij vraagt zich af waarom hij dat horloge niet zou mogen aanhouden.
BENOEM de delen van het werkwoordelijk gezegde.
A
pv -wed vnw-adpv-pv-inf inf
B
pv-inf inf
C
pv- adpv
D
pv -wed vnw-adpv

Slide 6 - Quizvraag

De juwelier heeft toch Romeinse cijfers aan de binnenkant gegraveerd.

Welke functie heeft AAN DE BINNENKANT ?
A
MV
B
Bepaling

Slide 7 - Quizvraag

Gisterenavond zaten twee koeien gezellig in bad.
Hoeveel BEPALINGEN staan er in deze zin?

Slide 8 - Open vraag

De ene koe vraagt aan de andere: " Kan je me de zeep eens aangeven? Ik krijg deze vlek er niet goed af!'

Welk zinsdeel is het MEEWERKEND VOORWERP?

Slide 9 - Open vraag

Nora McClintock, Dubbel Spel
Toen ik mijn moeder vertelde dat ik naar de openbare bibliotheek ging om te studeren, was dat maar een halve leugen. ik ging echt naar de bibliotheek. Jonah kwam zo’n vijf minuten na mij aan. In plaats van naar boven te gaan voor bijles aan één van de grote werktafels, gingen we naar het kamertje in de kelder waar vier grote frisdrankautomaten en drie tafeltjes stonden. Er was niemand in het kamertje. We gingen aan één van de tafeltjes tegenover elkaar zitten en ik pakte een blocnote uit mijn tas. 
‘Goed,’ zei ik. ‘ We zullen bij het begin beginnen. Wie had iets tegen jouw moeder?’
Eerst zei Jonah niets. Hij staarde me gewoon aan. Toen zei hij: ‘Je meent het, hé?’

Uit: Nora McClintock, Dubbel Spel



Slide 10 - Tekstslide

De ik-figuur wil in het geheim een onderzoek opstarten over de nooit helemaal opgehelderde moord op de moeder van een klasgenoot. Om daarover te praten, kiest ze een ‘geschikte’ plaats uit
Tot welke twee type ruimtes zal het kamertje behoren?
Antwoordformule: de... en de...ruimte

Slide 11 - Open vraag

Stuurloos, Helen Vreeswijk
Deze keer ziet Bas die knipoog niet. Hij staart naar de vlieger op de kaft van het boek. Met zijn gedachten is hij bij vader. Hij ziet hem weer rennen over het strand, hangend aan de touwen van zijn Nasa Chute. De woorden van vader klinken nu na in zijn hoofd: ‘je kunt niet zomaar mensen beledigen van wie ik hou.’ Bas knijpt hard in het kaft: zijn knokkels worden wit.
‘ Bas, alles oké?’ vraagt Ice.
Sjoerd stompt hem tegen zijn arm. ‘ Wakker worden…’
Bas schrikt op.
‘ Steinlaan… morgen?’ vraagt Ice aan Bas.
Bas knikt. Hij heeft geen bezwaar. Morgen is het weekend en kan hij nergens anders naartoe. Alles is beter dan thuis zitten. Hij knikt nogmaals.

Slide 12 - Tekstslide

Welke uitspraak over het vorige tekstfragment is juist?
A
Er komt een tijdsprong in voor.
B
Er komt een flashback in voor.
C
Er komt een vooruitwijzing en een terugwijzing in voor.
D
De vertelde tijd in dit fragment bedraagt meer dan een dag.

Slide 13 - Quizvraag

Kristien Dieltiens, Kelderkind
De eerste jaren van mijn leven lijken in mijn herinnering vaag en bleek, als een gerimpeld vel op gekookte melk. Maar sommige dingen zal ik nooit vergeten. 

 Ik weet niet anders dan dat ik door mijn moeder werd gedragen. Ik zat op haar schoot of ze droeg me op haar arm of haar rug. De keren dat ik op mijn voeten stond, waren zeldzaam. Als ze een nieuwe broek voor me naaide, stond ik op een krukje. Ze mat de lengte van mijn benen. Haar handen waren altijd zacht en ik hield me vast aan haar schouders. Nooit kon ik vallen bij haar. Haar armen waren zachte kussens. Haar gezicht was een voortdurend veranderend landschap waar ik niet genoeg van kreeg.

Slide 14 - Tekstslide

Wat vind je terug in de tweede alinea in dit tekstfragment? ( 1 woord)

Slide 15 - Open vraag

Een teveel aan suiker …………………………….. (schaden) onze gezondheid.

Slide 16 - Open vraag

Enkele jaren geleden ……………………………..………….. (uittesten) men suiker als medicijn ……………………………..………….. op 35 patiënten met moeilijk behandelbare verwondingen.

Slide 17 - Open vraag

Zo werd onder andere het geamputeerde been van Alan Bayliss ……………………………..………….. (behandelen).

Slide 18 - Open vraag

Suiker ……………………………..………….. (zuigen) het water uit de wonden van de stomp waardoor bacteriën geen vocht meer hebben om te overleven.

Slide 19 - Open vraag

Moses heeft altijd in suiker als medicijn .............................................
( geloven) en de artsen en de verplegers die de verbeteringen constateren, begonnen er ook vertrouwen in te hebben.

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Video

Welk SCHOOLTAALWOORD ontbreekt?
Binnenkort zal een nieuw balletje de typisch Zweedse balletjes van IKEA...
A
visualiseren
B
opvolgen
C
positioneren
D
domineren

Slide 22 - Quizvraag

Naast de bekende Zweedse gehaktballetjes en de versies met kip en groenten, lanceert de meubelgigant nu een vierde ... met vis.
A
ideaal
B
vezoek
C
opvolging
D
variant

Slide 23 - Quizvraag

Na een bezoek aan de IKEA- winkel ... heel wat kinderen hun ouders om in het restaurant te eten.
A
staven
B
domineren
C
verzoeken

Slide 24 - Quizvraag

Wekelijks worden 424.000 balletjes in de IKEA- restaurants geconsumeerd. Dat zijn er ... veel.
A
relatief
B
relevant

Slide 25 - Quizvraag

Gedurende de maand maart staan namelijk zalm-kabeljauwballetjes op het menu die op smaak zijn gebracht met zeewier en citroengras. Wees nu niet ... omdat je zeewier ziet staan.

Slide 26 - Open vraag

Om welke reden ga jij graag/niet graag naar IKEA?

Slide 27 - Woordweb


A
juist geschreven
B
fout geschreven

Slide 28 - Quizvraag