Thema weer en klimaat Par 1.4

1 / 32
volgende
Slide 1: Tekstslide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 32 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Hoe meet je luchtdruk?
A
Luchtdrukmeter
B
Barometer
C
Thermometer
D
Isobarenmeter

Slide 4 - Quizvraag

Lucht stroomt altijd van
A
noord naar zuid
B
zuid naar noord
C
hoge luchtdruk naar lage luchtdruk
D
lage lucht druk naar hoge luchtdruk

Slide 5 - Quizvraag

Aanlandige wind in de zomer zorgt voor
A
verkoeling bij een hoge luchtdruk
B
opwarming bij een lage luchtdruk
C
verkoeling
D
opwarming

Slide 6 - Quizvraag

Gebied waar de lucht naar verhouding zwaarder is en daalt, noemen we ...
A
Lagedrukgebied
B
Hogedrukgebied
C
Drukgordel
D
Luchtdruk

Slide 7 - Quizvraag

Punten met een gelijke luchtdruk
heten:
A
Isobaren
B
Isothermen
C
Isotopen
D
Isostaren

Slide 8 - Quizvraag

Een luchtdruk van 1020 hPa
A
Hoge druk
B
Lage druk

Slide 9 - Quizvraag

Bij hoge luchtdruk gaat het regenen
A
juist
B
onjuist

Slide 10 - Quizvraag

Plaats de juiste omschrijving bij de juiste locatie
Evenaar
30 graden noorder- & zuiderbreedte
Lage luchtdruk
Hoge luchtdruk
Neerslag
Zonnig
Bewolkt
Droog

Slide 11 - Sleepvraag

Op hoge breedte is het erg ..., hierdoor ..... de lucht en is er dus een ...... luchtdruk.
A
koud, stijgt, lage
B
warm, stijgt, hoge
C
warm, daalt, lage
D
koud, daalt, hoge

Slide 12 - Quizvraag

de luchtdruk bij A = 990 bij B = 1030. Hoe stroomt de lucht dan?
A
Van A naar B
B
Van B naar A

Slide 13 - Quizvraag

De kaart gaat over de verschillen in luchtdruk in Europa.

Bij welke letter was de windsnelheid het
laagst?
A
Letter P
B
Letter Q

Slide 14 - Quizvraag

Vraag vorige les: Uitleg klimaten
Voor dit hoofdstuk alleen weten:

  • Verschil tussen weer en klimaat
  • Klimaat in Nederland

Slide 15 - Tekstslide

Antwoord klimaten
  • Verschil tussen weer en klimaat: Klimaat is het gemiddelde weer over een groot gebied en lange periode 

  • Klimaat in Nederland: gematigd zeeklimaat

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

De waterkringloop begint met.......
A
condenseren
B
verdampen
C
Wolken
D
neerslag

Slide 23 - Quizvraag

Waar begint de waterkringloop
A
In de zee
B
In de bergen
C
Nergens, het is een kringloop
D
In de wolken

Slide 24 - Quizvraag

Bij welke waterkringloop hoort grondwater?
A
Lange kringloop
B
Korte kringloop
C
Beide kringlopen
D
Hoort niet bij de kringloop

Slide 25 - Quizvraag

Bij welk antwoord staan alleen woorden die bij de korte waterkringloop horen?
A
Condensatie en verdamping
B
Condensatie, afstroming en infiltratie
C
Verdamping, afstroming en infiltratie
D
Condensatie, neerslag en infiltratie

Slide 26 - Quizvraag

In een waterkringloop onderscheiden we:
1. condensatie
2. infiltratie
3. neerslag
4. ondergrondse afstroming
5. verdamping

Welke stappen vinden achtereenvolgens plaats in de waterkringloop als je begint bij oceanen en zeeën?
A
1 - 3 - 4 - 2 - 5
B
1 - 5 - 3 - 4 - 2
C
5 - 4 - 1 - 3 - 2
D
5 - 1 - 3 - 2 - 4

Slide 27 - Quizvraag

De neerslag die ontstaan bij een depressie noemen we ..... neerslag
A
stijgingsneerslag
B
frontale neerslag
C
stuwingsneerslag

Slide 28 - Quizvraag

Hoe heet deze
soort neerslag
A
Stijgingsneerslag
B
Stuwingsneerslag
C
Frontale neerslag

Slide 29 - Quizvraag

Wat voor neerslag zie je hier?
A
Stijgingsneerslag
B
Frontale neerslag
C
Stuwingsregen
D
loefzijde

Slide 30 - Quizvraag

Wat alles duidelijk? Is er nog iets waar je graag meer uitleg over hebt?

Slide 31 - Open vraag

Slide 32 - Video