Samenvatting - De woordsoort van wie, die, dat en wat

Samenvatting
Woordsoort van wie, die, dat en wat
1 / 10
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 10 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Samenvatting
Woordsoort van wie, die, dat en wat

Slide 1 - Tekstslide

Wie

- Vragend voornaamwoord
Wie heeft de koelkast leeggegeten?
Ik wist niet meer aan wie ik mijn boek heb uitgeleend.

- Betrekkelijk voornaamwoord
De man van wie ik nog geld krijg is verdwenen.

- Betrekkelijk voornaamwoord m.i.a.
Wie dit leest, is gek. ('degene die')

Slide 2 - Tekstslide

Die - dat

Kun je het woord vervangen door deze of dit?
- Aanwijzend voornaamwoord
Die jongen ken ik / Hij woont naast dat huis.

- Betrekkelijk voornaamwoord als het terugslaat op een antecedent.
De man die naast hem zit.
Het schuurtje dat daar staat.

- Onderschikkend voegwoord (aan het begin van een bijzin)
Ik geloof dat het mooie boek van hem is.

Slide 3 - Tekstslide

Wat als vragend vnw
Wat hebben je in de vakantie gedaan, Erik?
(begin van een vraag)

Frida kan niet bedenken wat de beste manier is om een backflip te leren.
(begin van een zin die van een vraag gemaakt is)

Let op: wat is geen vragend vnw als dit terugwijst naar een eerder genoemd woord.

Slide 4 - Tekstslide

Wat als betrekkelijk vnw
Tegenwoordig kun je bijna alles wat je niet weet, op internet vinden.
(wat verwijst terug naar het onbepaald vnw alles)

Het leukste wat hij te vertellen had, wist ik al.
(wat verwijst terug naar het leukste (overtreffende trap))

Mijn buren zijn 60 jaar getrouwd, wat nu helaas niet groots gevierd kan worden.
(wat verwijst terug naar een hele zin)

In deze gevallen verwijst wat altijd terug naar iets wat eerder genoemd is. Dit noem je het ANTECEDENT.

Slide 5 - Tekstslide

Wat als betrekkelijk vnw m.i.a.
Wat Kees je vandaag over mij verteld heeft, moet je niet geloven.

Er is hier sprake van een betrekkelijk vnw met ingesloten antecedent. Waar wat naar terugverwijst kun je niet uit de zin halen. In dit geval kun je checken of het een betrekkelijk vnw is door wat te vervangen door datgene wat.

Slide 6 - Tekstslide

Wat als onbepaald vnw
Heb je nog wat (=iets) moois gekocht toen je op vakantie was?

Over lekker eten is wel vaker wat (=iets) te doen in de Griekse mythen.

Slide 7 - Tekstslide

Wat als onbepaald hoofdtelwoord
Vraag Ellen even of ze wat melk voor ons heeft.
Wat geeft een hoeveelheid aan, maar niet precies hoeveel. In dit geval bedoel je een beetje.

Let op: Het is geen onbepaald voornaamwoord. Het is wel vaag, maar wat heeft hier niet te betekenis van 'iets'. Een telwoord staat meestal voor een zelfstandig naamwoord. In dit geval is dat melk.

Slide 8 - Tekstslide

Telwoorden
bepaald
onbepaald
hoofdtelwoord
precies aantal: 
acht, 2020, 1/8
onduidelijk aantal: 
veel/ vele, enkele, sommige, alle, wat
rangtelwoord
precieze plaats in de rij:
tweede, achtste


onduidelijke plaats in de rij:
laatste, middelste, zoveelste, hoeveelste

Slide 9 - Tekstslide

Aan de slag!

H.2 Grammatica
De woordsoort van wie, die en dat.

Opdracht 1, 2 en 4.


H.3 Grammatica
De woordsoort van wat.

Opdracht 1, 2, 3 en 5.

Slide 10 - Tekstslide