Les 7 Paragraaf 5.4

Les 7 Paragraaf 5.4
Wat houd je over?
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 80 min

Onderdelen in deze les

Les 7 Paragraaf 5.4
Wat houd je over?

Slide 1 - Tekstslide

Planning
Leerdoelen
Startvragen
Uitleg brutowinst, bedrijfskosten en nettowinst
Tijd voor wat opdrachten
Kledingwinkel starten (classroom)
Afsluiten


Slide 2 - Tekstslide

Leerdoelen
* Je weet wat de brutowinst is en je kan deze berekenen
* Je kan voorbeelden noemen van bedrijfskosten
* Je weet wat de nettowinst is en je kan deze berekenen

Slide 3 - Tekstslide

De verkoopprijs, dus exclusief 21% btw, van een t-shirt is € 17,50. Bereken de consumentenprijs (incl. btw) van het t-shirt
A
€ 14,46
B
€ 21,18
C
€ 21,17
D
€ 3,68

Slide 4 - Quizvraag

Op de fles cola staat 9%
btw. Bereken de prijs
exclusief btw.
A
€ 1,81
B
€ 2,17
C
€ 2,41
D
€ 1,83

Slide 5 - Quizvraag

Je berekent de omzet op deze manier
A
Inkoopprijs x afzet
B
Afzet x verkoopprijs
C
Inkoopprijs + brutowinstopslag
D
Verkoopprijs x brutowinstopslag

Slide 6 - Quizvraag

Brutowinst
Als bedrijf is het handig
om te weten hoeveel
winst jij hebt verdiend. 

Brutowinst = 
Omzet - inkoopwaarde


Slide 7 - Tekstslide

Bedrijfskosten
De brutowinst is nog niet de winst die jouw bedrijf uiteindelijk overhoudt. Daar moeten nog bedrijfskosten mee betaald worden

* Personeel, elektriciteit, verzekering, transport, huur, marketing

Slide 8 - Tekstslide

Nettowinst
Nettowinst = 
Brutowinst - Bedrijfskosten

De verkoopkosten zijn € 700.
Wat zal de nettowinst zijn?


Slide 9 - Tekstslide

De omzet op maandag was € 150, op dinsdag € 85 en € 246 voor de rest van de week. De inkoopwaarde was € 291. Bereken de brutowinst voor deze week.
A
- € 141
B
€ 105
C
€ 190

Slide 10 - Quizvraag

De brutowinst voor november was € 1.100 en de omzet was € 2.450. Bereken de inkoopwaarde.
A
€ 1.350
B
€ 3.550
C
- € 1.350

Slide 11 - Quizvraag

Opdrachten
Maak de volgende opdrachten: 57 t/m 60 + 63 t/m 65

Ben je klaar?                            Ga dan door met de opdrachten 18 t/m 23 op blz 155

Je mag samenwerken met de persoon naast je.
Je hebt hier 15 min voor. 


Slide 12 - Tekstslide

Welk antwoord hadden jullie bij opdracht 58?
A
Belbedrijf
B
CallMe
C
NKP
D
Tele4u

Slide 13 - Quizvraag

Opdrachten bespreken
Opdracht 63 op blz 144
A: Wat is de inkoopwaarde?
B: Wat is de nettpwomst? 

Stel je voor Joost heeft 300 producten verkocht. 
* Wat zijn dan de inkoopkosten per stuk?
* Wat zou dan zijn verkoopprijs per stuk geweest zijn?

Slide 14 - Tekstslide

Wat moet je kunnen?
5.1: 
* Weten wat marketing is
* Weten welke markten je wel en niet kan bezoeken
* Weten wat vraag en aanbod is
5.2:
* De verkoopprijs berekenen met de brutowinstopslag
* De brutowinstopslag in procenten berekenen
* De omzet kunnen berekenen

Slide 15 - Tekstslide

Wat moet je kunnen?
5.3: 
* Weten wat BTW is en waarom dit een indirecte belasting is
* De consumentenprijs berekenen 
* De prijs van inclusief naar exclusief btw en andersom berekenen
5.4: 
* Brutowinst berekenen
* Weten wat bedrijfskosten zijn
* De nettowinst berekenen

Slide 16 - Tekstslide

Afsluiter 1: Welke optie is geen voorbeeld van bedrijfskosten
A
Verzekeringskosten
B
Huur
C
Inkoopwaarde
D
Personeelskosten

Slide 17 - Quizvraag

Je verkoop 20 broeken voor € 25,- per stuk. De inkoopkosten van de broeken waren € 14,75 per stuk. Bereken de totale brutowinst.
A
€ 10,25
B
€ 205,-
C
- € 205
D
€ 500

Slide 18 - Quizvraag

De omzet van jouw bedrijf was in november € 14.500. De inkoopkosten waren € 9.750. Het personeel kosten € 3.000, de verzekering was € 750 en de energierekenening was € 1.190. Bereken de nettowinst.
A
€ 4.750
B
€ 1.750
C
€ 1.000
D
-€ 190

Slide 19 - Quizvraag