1mh H5 woordenschat

• Nederlands
• Middelbare school
• mavo, havo
• Leerjaar 1

Vandaag

woord van de dag

Verder met woordenschat

Woord van de dag

Eigenlijk uitdrukking van de dag:
van het kastje naar de muur sturen

Van het kastje naar de muur gestuurd worden

1. Iemand steeds naar een andere plek sturen zonder te helpen.
2. Iemand een heel moeilijke taak geven.
3. Iemand ergens de schuld van geven terwijl hij of zij niets gedaan heeft.
4. Iemand complimenteren en belonen voor zijn of haar werk.

H5 woordenschat

Weten we het nog?

• Ik kan de betekenis van een onbekend woord vinden met behulp van een bekend woorddeel.
  
• Ik weet de betekenis van alle woorden en uitdrukkingen uit de paragraaf.
  

Zoek een bekend woorddeel:

Samenstellingen zijn woorden die bestaan uit twee woorden

• Woorden met een voorvoegsel
• Woorden met een achtervoegsel

Zo zoek je een bekend woorddeel

• Kijk welke delen van het woord jij al kent.
  
• Kijk of er een voorvoegsel voor het woord staat,
  

bijvoorbeeld: on-, ont-, her-.

• Kijk of er een achtervoegsel achter het woord staat,
  

bijvoorbeeld: -vol, -loos.

Wat is een bekend woorddeel?

1. Dat je het hele woord kent.
2. Je hebt het woord al eens ergens gezien.
3. Een deel van het woord dat je al kent.

Wat is een samengesteld woord?

1. Woorden die samengesteld zijn uit één woord.
2. Woorden die samengesteld zijn uit twee woorden.
3. Een deel van het woord dat je al kent.

Wat is de betekenis van 'sfeervol'?

1. Iets met een goede sfeer
2. Gezellig
3. Vol met gezelligheid

Wat is een voorvoegsel?

1. Een woord voor een ander woord
2. Een klein stukje voor het woord bijv. on of her
3. Iets wat achter een woord staat

Bevat 'niet gezond' een voorvoegsel?

1. waar
2. niet waar

Een achtervoegsel staat achter het woord.

1. waar
2. niet waar

Bevat 'naamloos' een achtervoegsel?

1. waar
2. niet waar

Wat is een impulsaankoop?

1. Iets kopen zonder daar eerst over na te denken
2. Iets wat je graag wilt hebben
3. Een snelle aankoop.

Wat is de betekenis van herinrichting?

1. Nieuwe spullen kopen
2. Opnieuw iets maken
3. Opnieuw inrichten

Wat betekent retour?

1. Opsturen
2. Terug naar de afzender
3. Naar iemand anders sturen

Vragen?

Ga nu zelf aan de slag

In de online methode

Ga naar SOM > Leermiddelen > Nederlands > Nieuw Nederlands

Hoofdstuk 5 Te Koop > Een bekend woorddeel zoeken