In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.
Lesduur is: 30 min
Onderdelen in deze les
Herhaling voeding en vertering
Slide 1 - Tekstslide
Het voedsel komt door de alvleesklier?
A
Waar
B
Niet waar
Slide 2 - Quizvraag
Wat gebeurt er in je maag?
A
Zetmeel en koolhydraten worden verteert
B
Bacteriën worden gedood
C
Eiwitten worden afgebroken
D
Emulgeert vet
Slide 3 - Quizvraag
Wat is GEEN taak van de maag
A
Voedingsstoffen opnemen
B
Voedsel opslaan
C
Voedingsstoffen verteren
D
Voedsel kneden
Slide 4 - Quizvraag
De alvleesklier maakt alvleessap.
Waar in het verteringskanaal komt alvleessap voor het eerst in aanraking met de voedselbrij?
A
in de maag
B
in de lever
C
in de twaalfvingerige darm
D
in de dikke darm
Slide 5 - Quizvraag
Wat is een voedingsmiddel?
A
eiwit
B
vet
C
koekje
D
koolhydraten
Slide 6 - Quizvraag
Wielrenners eten vaak een paar uur voor de wedstrijd veel spaghetti. Waarom zouden ze dit doen?
Slide 7 - Open vraag
In je voeding zit voedingsvezel. In welke voedingsmiddelen zit voedingsvezel?
A
In dierlijke voedsel
B
In plantaardig voedsel
C
In beide
D
In geen van beide
Slide 8 - Quizvraag
Bijna al het water wordt weer opgenomen door het bloed.
De onverteerbare voedingsresten worden opgeslagen.
Hier zit het wormvormig aanhangsel aan vast.
Sluit het darmkanaal af.
Voedingsstoffen worden opgenomen in het bloed.
Zoek bij elke taak het juiste deel van het darmkanaal
endeldarm
anus
dikke darm
dunne darm
blindedarm
Slide 9 - Sleepvraag
Waar vindt GEEN darmperistaltiek plaats?
A
3
B
5
C
6
D
11
Slide 10 - Quizvraag
Voeding is nodig voor een goede gezondheid. Waarvoor gebruikt je lichaam voeding?
A
als brandstof
B
als bouwstof
C
als reservestof
D
voor al deze functies en ook nog als beschermende stof
Slide 11 - Quizvraag
Voedingsstoffen
opnemen
Water onttrekken
uit de voedselbrij
Voedsel gelijk door
het verteringsstelsel
laten gaan
Dunne darm
Dikke darm
Maag
Slide 12 - Sleepvraag
Noem 3 soorten tanden in jouw gebit
Slide 13 - Open vraag
Zet de organen van het verteringsstelsel in de juiste volgorde.
Dunne darm
Slokdarm
Endeldarm
Dikke darm
Twaalfvingerige darm
Maag
Slide 14 - Sleepvraag
De vertering begint in de mond.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quizvraag
Wat produceert de lever?
Slide 16 - Open vraag
Welke bewering over de darmperistaltiek is juist?
A
De darmperistaltiek duwt het voedsel door de darmwand heen
B
De darmperistaltiek mengt het voedsel met verteringssappen
C
Voedingsvezels verminderen de darmperistaltiek
Slide 17 - Quizvraag
Klieren geven verteringssappen met enzymen af aan de inhoud van de delen Q en R van het verteringsstelsel. Welke zijn dit?
A
gal, darmsap en alvleessap
B
alvleessap, maagsap en gal
C
alvleessap, speeksel en gal
D
maagsap en alvleessap
Slide 18 - Quizvraag
De functie van het verteringsstelsel is het omzetten van ..................................... in ..........................................
Speeksel en maagsap zijn voorbeelden van .......................
De enzymen in ........................ zorgen ervoor dat voedingsstoffen ..................... worden afgebroken. Voedingsstoffen die ....................... door de darmwand heen kunnen, worden omgezet in verteringsproducten. Verteringsproducten kunnen ............................. door de darmwand heen.
Voedingsstoffen
Verteringsproducten
sneller
niet
verteringssappen
verteringssappen
wel
langzamer
Slide 19 - Sleepvraag
Menno zegt: Wanneer je je anus-kringspier aanspant ga je poepen Annie zegt: De dikke darm bevat veel bacterien die helpen bij de afbraak van plantaardig materiaal Wie heeft er gelijk?
A
Allebei
B
Alleen Annie
C
Alleen Menno
D
Geen van beide
Slide 20 - Quizvraag
Enzymen verteren voedingsstoffen. In welke verteringssappen zitten enzymen die vetten verteren?
Slide 21 - Open vraag
Welk orgaan van het verteringsstelsel moet nummer 6 voorstellen?
A
Dikke darm
B
Mondholte
C
Slokdarm
D
Endeldarm
Slide 22 - Quizvraag
Welk verteringssap wordt er in de mond toegevoegd?