T3a chapitre 5 une faim de loup

H5 
H5 Une faim de loup!
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

H5 
H5 Une faim de loup!

Slide 1 - Tekstslide

Programme

  • Parler C: aller au restaurant avec un ami.
  • Lesdoelen: *Kun je iets bestellen in een restaurant.
  •                          *Weet je hoe je de letters C en S uitspreekt. 

Slide 2 - Tekstslide

les règles à suivre pour bien travailler

Slide 3 - Tekstslide

Ça signifie quoi , cette expression?

Expressions idiomatiques
Bij elke uitdrukking schrijf je wat je denkt dat de betekenis is.

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Door welke woorden kun je un verre d'eau vervangen?
Vocabulaire

Slide 15 - Woordweb

Door welke woorden kun je le poulet à la Provençale vervangen?
Vocabulaire

Slide 16 - Woordweb

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Afsluiten woordenschat

Slide 19 - Tekstslide

Chapitre 5 grammaire D

Slide 20 - Tekstslide

HET DELEND LIDWOORD
Leerdoelen: Aan het eind van deze les                   
              -kan ik het delend lidwoord gebruiken 
-ken ik de uitzonderingen            

Slide 21 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Wat: 
Wanneer gebruik je een delend lidwoord in het Frans?
Wat geeft een delend lidwoord aan in het Frans?
Welke delend lidwoorden heb je in het Frans?
 Hoe: Schrijf individueel je antwoorden .
 Hulp: Geen
 Tijd: 4 minuten
 Klaar: Bespreek dit met je buur

Slide 22 - Tekstslide

Het delend lidwoord
Wanneer gebruik je een delend lidwoord in het Frans?
In de gevallen dat je in het NL géén lidwoord gebruikt
   Brood = du pain
Wat geeft een delend lidwoord aan in het Frans?
   Een deel van iets
Welke delend lidwoorden heb je in het Frans: 
   Du, de la, de l', des
                                          

Slide 23 - Tekstslide

Explication: Delend lidwoord (1)
Delend lidwoord: Als je in het Nederlands geen lidwoord gebruikt. (Ik drink_koffie/zij eet_sla/ik wil graag_frietjes etc.)




mnl
du
je bois du café
vrl
de la
elle mange de la salade
mv
des
Je voudrais des frites
klinker/h
de l'
J'ai de l'argent

Slide 24 - Tekstslide

delend lidwoord
de/ d'

Slide 25 - Tekstslide

Delend lidwoord
avec la négation (ontkenning)

Alleen de of d'

Slide 26 - Tekstslide

NA DE WW: AIMER, ADORER, DÉTESTER, PRÉFÉRER >
BEPAALD LIDWOORD ( Le, la, les)
NOUS ADORONS LES GLACES!
PAUL ET MARC PRÉFÈRENT LA PIZZA.
J'AIME LE DESSERT.
TU DÉTESTES LES LÉGUMES.

Slide 27 - Tekstslide

Exercices
Wat: Exercices 15, 16, 17 page 22,23,24,25.
 Hoe: Schrijf individueel je antwoord in jouw boek.
 Hulp: Geen
 Tijd: De rest van de les
 Klaar: Leer woordenschat in stilte.
Niet klaar : Huiswerk

Slide 28 - Tekstslide

Devoirs
 - Révise le vocabulaire A, B, E
 - Révise phrases clés C
  - Révise grammaire D
Travaille sur Slim Stampen
A faire 
- exercice 18 page 25
- Finis tes exercices de grammaire.

Slide 29 - Tekstslide

Phrases-clés et parler -Grammaire


Leerdoelen: Aan het eind van deze les:         
 -kun je jezelf redden in een restaurant.
-kun je het werkwoord venir gebruiken.
       

Slide 30 - Tekstslide

Phrases-clés G

  • Phrases-clés - Se débrouiller au restaurant

  • Ex. 26 P34
    1. Kies een persoon 
    2. Leerling A: vragen stellen phrases-clés
    Leerling B: antwoorden geven uit tabel
    Wissel van rol

Slide 31 - Tekstslide

H. Grammaire le verbe venir
onregelmatig werkwoord

Slide 32 - Tekstslide

Le verbe 'venir'

Slide 33 - Tekstslide

Conjugue le verbe venir
1) je 
2) tu 
3) il 
4) nous 
5) vous 
6) ils 
timer
1:30

Slide 34 - Tekstslide

Au travail: 


Faire: 
  • ex. 29 A/B/C/D page 36-37
  • Klaar: Révise ton vocabulaire et les phrases clés.
timer
5:00

Slide 35 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les... 

...weet je hoe de passé composé van 'venir' samengaat met de être regel.




 



Slide 36 - Tekstslide

Venir - passé composé
Nederlands
Frans
Ik ben gekomen
Je suis venu(e)
Jij bent gekomen
Tu es venu(e)
Hij is gekomen / Zij is gekomen / Men is gekomen
Il est venu / Elle est venue / On est venu(e)(s)
Wij zijn gekomen
Nous sommes venu(e)s
Jullie zijn gekomen / U bent gekomen
Vous êtes venu(e)(s)
Zij zijn gekomen
Ils sont venus / Elles sont venues
Let op: venir wordt met être vervoegd, dus je moet soms iets aan het voltooid deelwoord toevoegen

Slide 37 - Tekstslide

Au travail: 


Faire: 
  • ex. 30a/c/d/f page 37-38-39
  • Klaar: Révise ton vocabulaire et les phrases clés.

Slide 38 - Tekstslide

Les devoirs
Huiswerk voor de volgende les:


Apprend voc E,F
Phrases clés G
Grammaire H 31a , 32 à finir
livret chap 5 page 34 

Slide 39 - Tekstslide