Lezen theorie

Lezen/luisteren 
1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Lezen/luisteren 

Slide 1 - Tekstslide

Tekstsoorten
Informatieve teksten
Instructieve teksten 
Betogende teksten

Slide 2 - Tekstslide

Informatieve teksten
De schrijver of verteller geeft informatie (feiten en uitleg)  over een bepaald onderwerp. De tekst is neutraal. . De bedoeling is om iemand te informeren.

Voorbeelden informatieve teksten: nieuwsberichten, het journaal, een schoolboek, een woordenboek, etc.

Slide 3 - Tekstslide

Instructieve teksten
De schrijver of spreker legt uit hoe je iets moet doen. Het is de bedoeling dat je als lezer de handeling goed uit kan voeren. De tekst is te herkennen aan tekens (1,2,3 of -) en zinnen zijn in gebiedende wijs. 
Voorbeelden van instructieve teksten: recept, gebruiksaanwijzing, handleiding, instructie.

Slide 4 - Tekstslide

Betogende teksten
De schrijver of spreker geeft zijn mening over een onderwerp. Hij wil dat de lezer of luisteraar het met hem eens wordt.

Voorbeelden van betogende teksten: reclame, recensie, advertentie, betoog, column

Slide 5 - Tekstslide

Lees- en luisterstrategiën
Verkennend lezen
Globaal lezen of luisteren
Gericht lezen of luisteren
Intensief lezen of luisteren

Slide 6 - Tekstslide

Verkennend lezen
Wat voor tekstsoort is het en wat is het doel van de tekst?

Je kijkt naar titel, tussenkopjes, illustraties en bronvermelding.

Slide 7 - Tekstslide

Globaal lezen of luisteren
Wat is het belangrijkste van de tekst? 

Je let op de grote lijn, de hoofdzaken. Bij een leestekst lees je de eerste zin van elke alinea.

Slide 8 - Tekstslide

Gericht lezen of luisteren
Je wilt een antwoord hebben op een specifieke vraag. 

Je let op een bepaald woord of op een naam. Je luistert of lees alleen de stukken tekst die met jouw vraag te maken hebben.

Zoekend lezen/luisteren.

Slide 9 - Tekstslide

Intensief lezen of luisteren
Alle informatie is belangrijk. Je leest of luistert dus alles.

Bijvoorbeeld als je de inhoud moet onthouden voor een toets.

Slide 10 - Tekstslide

Onderwerp
Het onderwerp beschrijft in een paar woorden waar de hele tekst over gaat. Deze is vaak te vinden in de titel of in de inleiding.

Je stelt de vraag: waar gaat de hele tekst over?

Verkennend lezen/luisteren

Slide 11 - Tekstslide

Hoofdgedachte
De hoofdgedachte vertelt in één zin het belangrijkste wat er over het onderwerp wordt verteld. Het is de kortst mogelijke samenvatting van de tekst. Deze is vaak te vinden in de titel, de inleiding of het slot.

Je stelt de vraag: Wat probeert de schrijver of spreker me duidelijk te maken?

Slide 12 - Tekstslide

Inleiding
Een tekst begint met een inleiding van meestal één alinea. De inleiding heeft een of meer functies: 
- Aandacht trekken 
- Motiveren om verder te lezen 
- Informatie geven over wat er gaat komen

Slide 13 - Tekstslide

Kern
De kern is het middenstuk van de tekst en is vaak meer dan één alinea. 
Het onderwerp wordt verder uitgewerkt en de tekst kan deelonderwerpen bevatten. Deze zijn te herkennen aan tussenkopjes.

Slide 14 - Tekstslide

Slot
Het laatste deel van de tekst en heeft een of meer van de volgende functies: 
- Samenvatting geven 
- Conclusie trekken 
- Naar de toekomst kijken 
- Een vraag meegeven

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide