RB 1.2 Grote getallen

1.2 Grote getallen
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

1.2 Grote getallen

Slide 1 - Tekstslide

1.2 Grote getallen
Instructie les 1.2 gaat over: 
  • Grote getallen in cijfers noteren
  • Kommagetallen vermenigvuldigen en delen
  • Grote getallen en kommagetallen: getallenlijn aflezen

Neem 2 minuten tijd voor introductiefilmpje

Slide 2 - Tekstslide

(1.2) Geschreven getallen in cijfers noteren
  • Bouw getallen in stukken op
  • Noteer alle getallen en lijn telkens rechts uit (zie voorbeelden)
  • Maak er één getal van
4 miljard 245 duizend          250 miljoen 10 duizend 48
4.000.000.000                  250.000.000    
      245.000                       10.000
4.000.245.000                           48
                               250.010.048

Slide 3 - Tekstslide

(1.2) Combinatie kommagetallen en grote getallen
  • Duizend => kommagetal x 1000 
                         komma schuift 3 plaatsen naar rechts
  • Miljoen => kommagetal x 1000.000
                         komma schuift 6 plaatsen naar rechts
  • Miljard => kommagetal x 1000.000.000
                         komma schuift 9 plaatsen naar rechts
4,567 duizend    4,567 miljoen      4,567 miljard
4.567            4.567.000          4.567.000.000           

Slide 4 - Tekstslide

(1.2) Bijzondere termen voor geld
  • mille = 1.000 euro
  • 10 mille dus 10.000 euro

  • ton = 100.000 euro
       (let op: bij gewicht is 1 ton slechts 1.000 kg)

Slide 5 - Tekstslide

Schrijf in cijfers:
Omzetbelasting (btw) 58,4 miljard

Slide 6 - Open vraag

(1.1 XL) Kommagetallen en vermenigvuldigen
  • Reken de som uit zonder komma (de basissom)
  • Moet je extra nullen toevoegen?
  • Moet de komma een aantal plaatsen naar voren?
Extra nullen plaatsen: 50 x 800 = 
zonder komma           5 x 8 = 40
3 nullen extra               = 40.000

Komma naar voren:      0,05 x 0,8 =
zonder komma           5 x 8 = 40
3 kommaplaatsen naar voren   = 0,04

Extra nullen én komma naar voren:
                    500 x 0,8 = 
zonder komma        5 x 8 = 40
2 nullen extra            = 4000
1 kommaplaats naar voren  = 400

Slide 7 - Tekstslide

(1.1 XL) Kommagetallen en delen
  • Delen = "Hoe vaak past 2e getal in het 1e getal"
  • Maak een schatting
  • Gebruik eerst een som die je wel weet (kies je basissom)
  • Vermenigvuldig som met 10, 100, 1000 zodat komma's wegvallen
  • OF: Deel som door 10, 100, 1000 zodat nullen wegvallen
              0,12 : 0,03 =
keer   100:   12 : 3 = 4

              12.000 : 0,3 =
keer    10:   120.000 : 3 = 40.000

              1.200.000 : 3.000 =
delen 1.000:  1.200 : 3 = 400
Een som die 'niet past'   120 : 300 =
schatten             Het past minder dan 1 keer!
wat weet je wel?     1200 : 300 = 4
Daarom               120  : 300 = 0,4
Controle-som         0,4 x 300 = 120

Slide 8 - Tekstslide

1,2 : 30 =

Denk aan:
"Je hebt 1,20 euro en deelt dat met 30 personen"
A
0,004
B
0,04
C
0,4
D
4

Slide 9 - Quizvraag

(1.2) Decimalen en getallenlijn/gebruik uitvul-nullen
Waarde van een stukje getallenlijn:
  • Zoek 2 steungetallen op de getallenlijn: 
       Hoeveel waarde zit er tussen?
  • Tel het aantal stukjes tussen de steungetallen
  • Deel de waarde door het aantal stukjes:
       Je weet dan de waarde van één stukje

Bij de afbeelding, de waarde berekenen van één stukje:
  • steungetallen zijn  -0,02  en  -0,01,  verschil in waarde is 0,01
  • Aantal stukjes tussen deze getallen is  10
  • één stukje is  0,01 : 10 = 0,010 : 10 = 0,001 (!) waard 
  • Let op: wat is hier de waarde in het midden van [F], het midden van een stukje??

Slide 10 - Tekstslide

(1.2) Decimalen en getallenlijn/gebruik uitvul-nullen
Waarde van stukje getallenlijn halveren:
  • Kun je een kommagetal niet goed delen, 
       vul het getal dan eens aan met een extra nul.
       Kan het nu wel?
  • Let op dat de uitkomst even veel decimalen
       houdt  0,0010 : 2  is dus niet  0,005  maar  0,0005!
Bij de afbeelding, waarde van [F] berekenen
  • Eén stukje was 0,001 waard, dat moet voor punt [F] gehalveerd worden
  • Plaats eerst een extra 0 (uitvul-nul) om te kunnen halveren: 0,0010 : 2 = 0,0005 (!)
  • [F] uitrekenen, zorg voor even lange kommagetallen (en let op, het wordt minder negatief):
  • -0,0100 + 0,0005 = -0,0095

Slide 11 - Tekstslide

Huiswerk
Blok 1 Getallen
Les 1.2 - Grote getallen

Gebruik pen en papier, nog geen rekenmachine

Is een som lastig?
Zoek dan eerst de 'basissom'

Slide 12 - Tekstslide