Les 2.2.4 Reactievergelijkingen opstellen

Les 2.2.4 Reactievergelijkingen opstellen
1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Les 2.2.4 Reactievergelijkingen opstellen

Slide 1 - Tekstslide

Planning
  • Inleveren practicum 2.2
  • Nakijken opdracht 2 t/m 8 (vanaf blz 79)
  • Reactievergelijkingen opstellen


Slide 2 - Tekstslide

2
  • a) suiker of sacharose
  • b) zuurstof
  • c) Neon

Slide 3 - Tekstslide

3
  • a) 6
  • b) 1, maar deze schrijf je niet op.

Slide 4 - Tekstslide

4
  • a) Bij een reactie verdwijnen de beginstoffen.
  • b) De moleculen worden afgebroken.
  • c) De atomen blijven behouden, ze hergroeperen zich tot nieuwe moleculen.
  • d) Een reactievergelijking is kloppend als links en rechts van de pijl evenveel atomen van elke soort staan. Een reactievergelijking is kloppend als er sprake is van atoombalans.
  • e) wel, niet

Slide 5 - Tekstslide

5
  • a) Het getal voor de formule is de coëfficiënt, dus voor sacharose en water het niet-geschreven getal 1 en voor glucose het getal 2. De uitdrukking bevat in totaal dus drie coëfficiënten.
  • b) 6, 12 en 6
  • c) twee moleculen glucose per één molecuul sacharose
  • d) 2 × 12 = 24
  • e) 2 × (6 + 12 + 6) = 48

Slide 6 - Tekstslide

6
  • Het aantal atomen van elke soort blijft gelijk bij een chemische reactie. Er komen dus geen atomen bij en er verdwijnen geen atomen. De massa zal dus gelijk blijven.

Slide 7 - Tekstslide

7
  • a) de formule van water is H2O(l)
  • b) de formule van zuurstof is O2
  • c) Halve moleculen bestaan niet. In de vergelijking mogen geen gebroken getallen staan.
  • d) Het aantal waterstofatomen links en rechts van de reactiepijl is niet aan elkaar gelijk.
  • e) De formule van waterstof is H2(g) en de formule van water is H2O(l).
  • f) Het aantal zuurstofatomen links en rechts van de reactiepijl is niet aan elkaar gelijk.

Slide 8 - Tekstslide

8a

Slide 9 - Tekstslide

8a

Slide 10 - Tekstslide

8b en c
  • b) De reacties 2, 4, 5, 6, 8, 9 en 12 bevatten drie atoomsoorten, de andere reacties bevatten er twee.
  • c) Welke reactie(s) is/zijn verbrandingsreacties? De reacties 1, 2, 4, 6, 9 en 10.

Slide 11 - Tekstslide

Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven.
Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven.
Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
  • Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
  • Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!).
Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!

Slide 12 - Tekstslide

Stappenplan opstellen reactievergelijking
Stap 1: Reactieschema opschrijven.
Stap 2: Molecuulformules van de stoffen opschrijven.
Stap 3: Reactievergelijking kloppend maken door de coëfficiënten aan te passen: even veel atomen van elke soort voor, als na de pijl.
  • Beginnen met de atoomsoort die in zo min mogelijk molecuulformules voorkomt.
  • Wanneer dit niet van toepassing is, van voor naar achter werken.
Stap 4: Zorg voor zo klein mogelijke coëfficiënten (alleen hele getallen!).
Stap 5: Controleer je reactievergelijking, tel altijd je atomen na: voor de pijl even veel atomen als na de pijl. En vergeet de toestandsaanduiding niet!

Slide 13 - Tekstslide

Voorbeeld (schrijf mee in je boekje)
Het roesten van ijzer met zuurstof tot roest (roest = Fe2O3)
 


Slide 14 - Tekstslide

Voorbeeld (schrijf mee in je boekje)
Het roesten van ijzer met zuurstof tot roest (roest = Fe2O3)
 

Antwoord:
  • RS: ijzer + zuurstof --> roest
  • RV: …Fe + … O2 --> … Fe2O3
  • RV: 4 Fe + 3 O2 --> 2 Fe2O3

Slide 15 - Tekstslide

Maken: 
  • Boekje: werkblad ‘’zelf een reactievergelijking opstellen'' blz 7 en 8
  • Klaar? Maken: 9, 10 en 12c (blz 80)

Slide 16 - Tekstslide

9
  • a) 2 C2H6(g) + 7 O2(g) → 4 CO2(g) + 6 H2O(l)
  • b) 2 P2Cl5(s) → 4 P(s) + 5 Cl2(g)
  • c) N2(g) + 3 H2(g) → 2 NH3(g)
  • d) C6H12O6(s) + 6 O2(g) → 6 CO2(g) + 6 H2O(l)

Slide 17 - Tekstslide

10
  • a) 4 HBr(g) + O2(g) → 2 H2O(l) + 2 Br2(l)
  • b) Voor elke twee moleculen broom is er één molecuul zuurstof nodig, dit is een vaste verhouding. Er zijn dus altijd de helft aan zuurstofmoleculen nodig voor elke hoeveelheid broommoleculen. Voor 468 broommoleculen zijn dus ½ × 468 = 234 zuurstofmoleculen nodig.

Slide 18 - Tekstslide

12
  • a) CaC2(s) + 2 H2O(l) → C2H2(g) + Ca(OH)2(s)
  • b) 2 C2H2(g) + 5 O2(g) → 4 CO2(g) + 2 H2O(l)
  • c) De formule van de ontbrekende stof is CO(g), koolstofmono-oxide.

Slide 19 - Tekstslide