In deze les zitten 48 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 120 min
Onderdelen in deze les
Wanneer ben je eigenlijk arm?
Slide 1 - Woordweb
Wat is een verzorgingsstaat?
Een staat waarin de overheid voor de inwoners zorgt:
'Van de wieg tot het graf'
Bijvoorbeeld met: uitkeringen, leningen, subsidies en zorg
Maar ook als het gaat om de volksgezondheid
Deze verzorgingsstaat is vastgelegd in een heleboel sociale wetten
Slide 2 - Tekstslide
Hulp aan armen in de 19e eeuw
Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, je netjes gedragen, dankbaar zijn en naar de kerk gaan.
Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.
Slide 3 - Tekstslide
Rol van de overheid
De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.
De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.
Slide 4 - Tekstslide
Armenwet 1854
De Armenwet was een landelijke wet, maar gemeenten moesten hem zelf betalen en uitvoeren.
De rol van de overheid in de armoedebestrijding werd hierdoor groter dan de gemeenten wilden.
De Armenwet zoals gepubliceerd in 1854
Slide 5 - Tekstslide
Gevolgen van de industrialisatie
Na 1870 komt in Nederland de industrialisatie op gang
Arbeiders (meestal vroeger boeren en landarbeiders) trekken naar de stad: urbanisatie
Steden groeien snel: er moeten snel woningen worden gemaakt/gevonden
Slide 6 - Tekstslide
Welke problemen waren er in de steden als gevolg van de industrialisatie?
Slide 7 - Woordweb
Arbeidsomstandigheden
Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
Lange werkdagen (14 uur per dag).
Gevaarlijk.
Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).
Slide 8 - Tekstslide
Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
was ongeveer 900 cent (9 gulden)
Slide 9 - Tekstslide
Kinderarbeid
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan.
Vrouwen en kinderen zijn goedkoper dan mannen.
Kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines.
Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen).
Dichtbij fabrieken met hun rokende schoorstenen.
Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining.
Slide 11 - Tekstslide
In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland
was het trouwens niet veel beter...
Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.
Slide 12 - Tekstslide
Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk
Slide 13 - Tekstslide
Sociale Kwestie
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijker zichtbaar. Het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.
Slide 14 - Tekstslide
Sociale Kwestie is:
A
Er is armoede
B
Armoede moet opgelost worden door geld geven
C
Nadenken over hoe armoede opgelost kan worden
Slide 15 - Quizvraag
Hoe los je de sociale kwestie op?
De rijken worden rijker, de armen worden armer’
Alleen ‘de rijken’ mogen stemmen
Hierdoor blijven ‘de rijken’ aan de macht
Slide 16 - Tekstslide
Liberalen
Nachtwakersstaat: overheid zorgt alleen voor orde en veiligheid
Economie helemaal vrij laten
Sociale wetten kosten teveel geld
Rechts in de politiek
Slide 17 - Tekstslide
Confessionelen
Confessie=geloof (Protestant/Rooms-katholiek)
Ongelijkheid omdat God het zo wil
Goede christenen helpen elkaar
Werkgevers en werknemers moeten er samen uitkomen
Slide 18 - Tekstslide
Socialisten
Overheid moet er alles aan doen om arbeiders te beschermen
Betere arbeidersomstandigheden (o.a. meer loon)
Om dit te bereiken: strijd voor algemeen kiesrecht (ook met stakingen en demonstraties)
Links in de politiek
Slide 19 - Tekstslide
Langzaam verbetering
1874: Kinderwetje van Van Houten
Leerplichtwet (1900),
Woningwet (1901)
Ongevallenwet (1901)
1917: Algemeen Kiesrecht voor mannen
1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen
Slide 20 - Tekstslide
Kinderwetje van van Houten
Eerste sociale wet 1874
Kinderen onder de 12 jaar mochten niet meer werken in fabrieken
Begin van sociale wetgeving in Nederland met bijvoorbeeld de woningwet (alle huizen moesten verplicht een wc hebben en aansluiting op het riool)
Slide 21 - Tekstslide
Vóór de Woningwet...
...na de Woningwet
Slide 22 - Tekstslide
Vakbonden komen op voor:
A
Werknemers
B
Werkgevers
C
Iedereen
Slide 23 - Quizvraag
Eind 19de eeuw werden vakbonden opgericht. Waarom?
A
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere arbeidsomstandigheden.
B
Vakbonden kwamen op voor fabrieksbazen en eisten betere arbeidsomstandigheden.
C
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.
D
Vakbonden kwamen op voor arbeiders en eisten betere leefomstandigheden.
Slide 24 - Quizvraag
Sleep de woorden naar
de juiste plaats
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op . Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op . De overheid bemoeide zich verder niet met de . Dat veranderde in 1854. Toen nam de overheid een wet aan: de . Hierin stond dat de overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit .
1
2
3
4
5
6
7
liefdadigheid
armenzorg
landelijke
gemeentelijke
Armenwet
Den Haag
familie
Slide 25 - Tekstslide
Antwoorden
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op . Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op . De overheid bemoeide zich verder niet met de . Dat veranderde in 1854. Toen nam de overheid een wet aan: de . Hierin stond dat de overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit .
familie
liefdadigheid
armenzorg
Armenwet
landelijke
gemeentelijke
Den Haag
1
2
3
4
5
6
7
Slide 26 - Tekstslide
Slide 27 - Video
Hoe zou jij het hebben gevonden om in deze tijd te leven?
Slide 28 - Open vraag
Opdracht
Aan de hand van foto's gaan we kijken of jullie de sociale kwestie kunnen uitleggen.
Slide 29 - Tekstslide
Slide 30 - Tekstslide
Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.
Slide 31 - Open vraag
Slide 32 - Tekstslide
Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.
Slide 33 - Open vraag
Slide 34 - Tekstslide
Heeft deze afbeelding met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.
Slide 35 - Open vraag
Slide 36 - Tekstslide
Heeft deze foto met de sociale kwestie te maken? Leg kort uit.
Slide 37 - Open vraag
Slide 38 - Tekstslide
Heeft deze afbeelding te maken met de sociale kwestie? Leg kort uit.
Slide 39 - Open vraag
Slide 40 - Tekstslide
Heeft deze afbeelding te maken met de sociale kwestie? Leg kort uit.
Slide 41 - Open vraag
Begrippen uit deze les
liefdadigheid
armenfonds
Armenwet
industrialisatie
cholera
Sociale kwestie
nachtwakersstaat
Liberalen
sociaal-democraten
confessionelen
Slide 42 - Tekstslide
Jaartallen uit deze les
1854: Armenwet
1874: Kinderwetje van Van Houten
1900: Leerplichtwet
1901: Woningwet
1901: Ongevallenwet
1917: Algemeen kiesrecht voor mannen.
1919: Algemeen kiesrecht voor vrouwen.
Slide 43 - Tekstslide
Personen uit deze les
Samuel van Houten.
Slide 44 - Tekstslide
Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd
Slide 45 - Open vraag
Stel 1 vraag over iets dat je deze les nog niet zo goed hebt begrepen