Ovulatie (eisprong): het vrijkomen van een eicel uit een eierstok. – Een (onbevruchte) eicel blijft na de ovulatie 12 tot 24 uur in leven. Daarna sterft de eicel af in een eileider. De resten worden opgenomen in het bloed.
Zaadcellen blijven na een zaadlozing in het lichaam van een vrouw ongeveer drie dagen in leven. Ze bewegen via de baarmoeder naar de eileiders.
Slide 12 - Tekstslide
Eisprong en bevruchting
Geen bevruchting?
- menstruatie
Slide 13 - Tekstslide
Bevruchting
Bevruchting: het versmelten van de kern van een zaadcel met de kern van een eicel.
– Bevruchting vindt plaats in een eileider. – Bevruchting is mogelijk wanneer geslachtsgemeenschap heeft plaatsgevonden in de vruchtbare periode (van ongeveer drie dagen vóór de ovulatie tot één dag na de ovulatie).
– Een eicel kan slechts door één zaadcel worden bevrucht. De buitenste laag van de eicel wordt ondoordringbaar nadat de kop van een zaadcel is binnengedrongen.
Slide 14 - Tekstslide
Bevruchting en innesteling
Een bevruchte eicel deelt zich een aantal keren.
Het klompje cellen dat zo ontstaat, wordt naar de baarmoeder vervoerd. - Innesteling: het klompje cellen zet zich vast in het baarmoederslijmvlies
Slide 15 - Tekstslide
bevruchting
Bevruchting
Slide 16 - Tekstslide
Innesteling
Slide 17 - Tekstslide
Bevruchte eicel? Baarmoederslijmvlies blijft dan contact!
Slide 18 - Tekstslide
Doel 4.3
Je kunt in een afbeelding van het voortplantingsstelsel van een vrouw de delen benoemen met hun functies en kenmerken.
Je kunt ook beschrijven wat meisjesbesnijdenis is.
Je kunt beschrijven wat ovulatie, bevruchting en innesteling is.