1.5 a/an + have got

Nice to see you. Take out your books and laptop and log in.
1 / 31
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 31 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Nice to see you. Take out your books and laptop and log in.

Slide 1 - Tekstslide

Grammar so far...

Slide 2 - Tekstslide

Homework
Study: Les 5 Expressions E p.51
Do: unit 1.5  Ex. 6 and Ex. 7 vanaf p. 36 and 37

Slide 3 - Tekstslide

Remember TO BE ? 

Slide 4 - Tekstslide

Present Simple
To be = nonono
Am/are/is

Slide 5 - Tekstslide

Have got

Slide 6 - Tekstslide

Have got
Wat betekent have got?

Slide 7 - Tekstslide

have got
=
hebben

Slide 8 - Tekstslide

"have got" = hebben


1 persoon
have got ...
you have got ...
he has got ...
she has got ...
it has got ...
Have got is een lastiger ww...


meer personen
We have got ...
You have got ...
They have got ...

Slide 9 - Tekstslide

Have got/ haven’t got

I have got / haven't got
you have got / haven't got
she, he, it (shit) has got / hasn't  got

we have got / haven't got
you have got / haven't got
they have got/ haven't got

Slide 10 - Tekstslide

a & an

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Tekstslide

A/ An rule?         

Slide 13 - Tekstslide

Een (A/An)
A gebruik je voor woorden die beginnen met een medeklinker:
- A woman
- A shoe
AN gebruik je voor woorden die beginnen met een klinker
- An apple
- An egg
Maar ook als een klinker klinkt als een medeklinker:
- ''u'' klinkt als ''you'' -> A university
- ''o'' klinkt als ''w'' -> A one-room apartment 
Maar ook als een medeklinker,klinkt als een klinker:
-  een stomme ''h'' -> an hour
- een afkorting -> an NBC reporter

Slide 14 - Tekstslide

a / an girl
A
a
B
an

Slide 15 - Quizvraag

a / an?
.... university
A
a
B
an

Slide 16 - Quizvraag

a / an?
.... umbrella
A
a
B
an

Slide 17 - Quizvraag

a / an?
.... artwork
A
a
B
an

Slide 18 - Quizvraag

a/an

Insect
A
A
B
An

Slide 19 - Quizvraag

a / an

tiger
A
a
B
an

Slide 20 - Quizvraag

a / an

hour
A
a
B
an

Slide 21 - Quizvraag

a / an house
A
a
B
an

Slide 22 - Quizvraag

Ik begrijp nu hoe de lidwoorden a/an werken.
😒🙁😐🙂😃

Slide 23 - Poll

Have got
Wat betekent have got?

Slide 24 - Tekstslide

(to) Have got
A
Zijn
B
Hebben gehad
C
Hebben
D
Doen

Slide 25 - Quizvraag

'Have got' gebruik je bij:
A
I, You, He, She, It
B
He, She, It
C
You, He, We, They
D
I, You, We, They

Slide 26 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
My dad ... (have got) blue eyes.
A
has got
B
have got
C
had got

Slide 27 - Quizvraag

Vul de juiste vorm van 'have got' in:
They ... (not - have got) three sisters.
A
hasn't got
B
have got
C
haven't got
D
has got

Slide 28 - Quizvraag

Ik weet hoe ik have got moet gebruiken
😒🙁😐🙂😃

Slide 29 - Poll

planning
  • 2 Oct oefen- Unit 1 toets.
  • 5 Oct(donderdag) Unit 1 toets
  • Canweek + herfstvakantie- Remember to do Matilda assigment
  • 23 Oct oefenen leestoets (laatste dag inleveren Matilda)
  • 26 Oct leestoets

Slide 30 - Tekstslide

Class activity

Do: Unit 1.5 Ex 1-  4  pg. 32-34

Homework
Study: Les 5 Expressions E p.51
Do: unit 1.5 Ex. 6 and Ex. 7 vanaf p. 36 and 37

Slide 31 - Tekstslide