grammatica les 4: herhaling zinsontleding

Nederlands
Grammatica 1
Les 4:

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Nederlands
Grammatica 1
Les 4:

Slide 1 - Tekstslide

terugblik
...je kunt de persoonsvorm vinden in een zin.
...je kunt zinnen in zinsdelen verdelen.
... je kunt het werkwoordelijk gezegde benoemen.
...je kunt het onderwerp benoemen.
...je kunt het lijdend voorwerp benoemen.
...je kunt het meewerkend voorwerp benoemen.
...je kunt woordsoorten herkennen en benoemen.

Slide 2 - Tekstslide

vooruitblik
vandaag ga je zinsontleding herhalen.

Slide 3 - Tekstslide

Zinsontleding
Weet je niet meer precies hoe dat zat? Bekijk dan dit filmpje.

Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag!
Maak de vragen op slide 6 t/m 32

Slide 5 - Tekstslide

Verdeel de zin in zinsdelen.

1. Mijn moeder bakt aardappelen.

Slide 6 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.
2. In de tuin groeien prachtige bomen en struiken.

Slide 7 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

3. Zij kijken elke avond naar de televisie.

Slide 8 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

4. Tijdens de vakantie ben ik gelukkig.

Slide 9 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

5. Het vak Nederlands vind ik gemakkelijk.

Slide 10 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

6. De parkeerplaats is achter de school.

Slide 11 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

7. Hij keurt het plan af.

Slide 12 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

8. Zij werkt hard in de vakantie.

Slide 13 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

9. Op dat kruispunt gebeuren vaak ongelukken.

Slide 14 - Open vraag

Verdeel de zin in zinsdelen.

10. Op postzegels staat niet altijd een beeltenis.

Slide 15 - Open vraag

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Van sommige Nederlandse dialecten zijn boeken met speciale spellingsregels
verschenen.

Slide 16 - Open vraag

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Met aantrekkelijke advertenties proberen webwinkels de surfers op het internet hun
producten te verkopen.

Slide 17 - Open vraag

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Volgens de berichtgeving op de website van de hulpdienst heeft een weggebruiker de
toegestane snelheid met zestig kilometer per uur overschreden.

Slide 18 - Open vraag

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Welke plaat s heeft de debatclub van onze school uiteindelijk bereikt?

Slide 19 - Open vraag

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Voor het zoeken naar overlevenden zetten hulporganisaties na aardbevingen steeds
vaker speciaal opgeleide reddingshonden in.

Slide 20 - Open vraag

Schrijf van de volgende zinnen het werkwoordelijk gezegde (wwg), het onderwerp (ond), het lijdend voorwerp (lv), het meewerkend voorwerp (mv). Als een zinsdeel niet in de zin voorkomt, zet je een streepje.

Gisteravond bood een bekende zangeres een van de deelnemers van de talentenshow
haar opnamestudio aan voor de opname van een cd.

Slide 21 - Open vraag