Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
20230209 Zakelijke tekst
1 / 44
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 4
In deze les zitten
44 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Zakelijke tekst
Slide 2 - Tekstslide
Wat is een voorbeeld van een zakelijke brief?
A
Sollicitatiebrief
B
Brief aan de buurman
C
Brief aan een penvriend
D
Klachtenbrief
Slide 3 - Quizvraag
Welke zin gebruik je als laatste om de brief af te sluiten?
A
Ik hoop dat u aanwezig zult zijn op deze feestelijke avond.
B
Nou, tot 12 december, hoop ik, gezellig!
C
De feestcommissie kijkt er naar uit u op deze avond te verwelkomen.
D
Het is niet verplicht te komen maar ik hoop natuurlijk dat je komt.
Slide 4 - Quizvraag
Wanneer schrijf je hoofdletters?
A
Aan het begin van een zin.
B
Namen van mensen.
C
Namen van plaatsen.
D
Alle drie de antwoorden zijn juist.
Slide 5 - Quizvraag
Noem iets wat hetzelfde is bij een zakelijke brief en een zakelijke e-mail?
Slide 6 - Open vraag
Wat is een alinea?
A
Een stukje tekst.
B
Een tussenkopje.
C
De hele tekst.
D
Weet ik niet.
Slide 7 - Quizvraag
Alinea's maak je door:
A
Een regel wit.
B
Inspringen.
C
Ophouden in een zin.
D
Alle drie de antwoorden zijn goed.
Slide 8 - Quizvraag
Wat is een goede aanhef voor een zakelijke brief?
A
geachte Mevrouw Blankers
B
Beste Joost
C
Geachte heer Van der Sloot,
D
geachte heer van der Sloot,
Slide 9 - Quizvraag
In de inleiding van een zakelijke brief staat:
A
Je naam en waarom je de brief schrijft
B
Kort maar krachtig de hele inhoud van de brief
C
Het onderwerp van de brief
D
De slotformule
Slide 10 - Quizvraag
Wat is een goede afsluiting voor een zakelijke brief?
A
Groetjes
B
Liefs
C
Met vriendelijke groet,
D
Hoogachtend,
Slide 11 - Quizvraag
"Groetjes, Robin de Haas" wordt...
Slide 12 - Open vraag
Volgorde zakelijke brief
Afzender
Plaats en datum
Geadresseerde
Aanhef
Inleiding
Kern
Slotformule
Afsluiting
Je naam
Slide 13 - Sleepvraag
A
De inleiding trekt de aandacht
B
De inleiding geeft een mening
C
De inleiding benoemt een voorbeeld
D
In de inleiding wordt een belangrijke vraag gesteld
Slide 14 - Quizvraag
Waarom is een schrijfplan zo belangrijk?
A
Het geeft overzicht
B
Je vergeet zo niets
C
Je kunt alvast spelfouten checken
D
Je denkt alvast erg goed na over waarom je gaat schrijven.
Slide 15 - Quizvraag
Welk stukje tekst past het best bij het middenstuk?
middenstuk
Dat komt doordat er stukje goud zitten in apparaten, zoals computers en mobieltjes.
Gooien we zomaar goud in de vuilnisbak?
Het is dus beter om apparaten niet gewoon in de vuilnisbak te gooien.
Slide 16 - Sleepvraag
Welk stukje tekst past het best bij het middenstuk?
middenstuk
Iedereen voelt zich weleens onzeker. Omdat je denkt dat je er niet goed uiziet of dat je er niet bij hoort. Zorg dat je zekerder van jezelf wordt!
We zullen uitleggen hoe dat precies zit. Avondmensen beginnen pas laat op gang te komen. Ze snappen niet dat anderen aan het eind van de dag moe zijn.
Zorg dus dat je altijd de waarheid vertelt. Pas al je mentor weet wat er echt is gebeurd, kan hij je helpen het probleem op te lossen.
Slide 17 - Sleepvraag
Een artikel bestaat uit
A
Inleiding, middenstuk
B
Titel, middenstuk, slot
C
Inleiding, middenstuk, slot, handtekening
D
Inleiding, middenstuk ,slot
Slide 18 - Quizvraag
Wie is de geadresseerde?
A
Degene aan wie je de e-mail stuurt.
B
Degene die de e-mail schrijft.
Slide 19 - Quizvraag
Kies de juiste aanhef als je de geadresseerde niet kent
A
Geachte heer mevrouw,
B
Geachte heren en mevrouwen
C
Geachte heer, mevrouw,
D
Geachte heer/mevrouw,
Slide 20 - Quizvraag
De eerste zin van de brief
begint met een hoofdletter, ja of nee?
A
Ja! Mijn naam is Linda Janssen en ik schrijf u deze e-mail omdat...
B
Nee! mijn naam is Linda Janssen en ik schrijf u deze e-mail omdat...
Slide 21 - Quizvraag
In de tekst van een zakelijke e-mail gebruik je geen alinea’s.
A
Waar: je schrijft alles achter elkaar zonder witregels.
B
Niet waar: je gebruikt 3 alinea’s: inleiding , kern en een afsluiting.
C
Niet waar: je gebruikt 2 alinea's: inleiding en kern
Slide 22 - Quizvraag
Kies de juiste schrijfwijze
voor de slotformule
A
Met Vriendelijke Groet,
B
Met vriendelijke groet,
C
Met vriendelijke groet
D
Met vriendelijke groeten,
Slide 23 - Quizvraag
In een zakelijke e-mail
gebruik je formele taal.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 24 - Quizvraag
Kies de juiste slotgroet:
A
Met vriendelijke groet Voornaam Achternaam
B
Met vriendelijke groet, Voornaam
C
Met vriendelijke groet, Voornaam Achternaam
D
met vriendelijke groet, Achternaam
Slide 25 - Quizvraag
Wat is geen artikel?
A
Een meninggevende tekst .
B
Een reclame voor een nieuwe scooter .
C
Een verslag van een festival.
Slide 26 - Quizvraag
Welke zin is onjuist?
A
Een inleiding kan beginnen met het introduceren van het onderwerp.
B
In de inleiding staan alle details van het artikel.
C
Een inleiding kan beginnen met het geven van een voorbeeld.
Slide 27 - Quizvraag
De inleiding van een artikel bestaat uit:
A
een aanleiding
B
een conclusie
C
eerste drie zinnen van het verhaal letterlijk overnemen
D
eerst drie zinnen van het verhaal in de ik-vorm
Slide 28 - Quizvraag
In artikel moet je altijd een .... vermelden
A
titel
B
titel, handtekening, naam
C
Titel, voornaam, achternaam
D
handtekening, titel
Slide 29 - Quizvraag
Het onderwerp van een alinea noem je een:
A
hoofdstuk
B
titel
C
deelonderwerp
D
kernzin
Slide 30 - Quizvraag
Onder een artikel zet je altijd:
A
slotformule
B
je eigen naam (en klas)
C
groetjes,
D
bedankt
Slide 31 - Quizvraag
een voorbeeld van een informele brief is :
A
briefje aan je moeder
B
een klachtenbrief
C
een boodschappenbriefje
D
een sollicitatiebrief
Slide 32 - Quizvraag
Wat hoort bij informele taal?
A
Het gebruik van het woord je
B
Het gebruik van het woord u
Slide 33 - Quizvraag
Slide 34 - Sleepvraag
Welke teksten moet je in je examen kunnen schrijven?
A
brief, e-mail, opstel
B
brief, e-mail, artikel
C
brief, artikel, opstel
D
e-mail, verhaal, artikel
Slide 35 - Quizvraag
Hoeveel tijd krijg je voor het CE Nederlands? (zonder extra tijd)
A
100 minuten
B
120 minuten
C
200 minuten
D
150 minuten
Slide 36 - Quizvraag
Wat wordt er bedoeld met de hoofdgedachte van een tekst?
A
De mening van de schrijver.
B
Een samenvatting van de tekst in één zin.
C
Het antwoord op de vraag: 'Waar gaat de tekst over?'.
D
De belangrijkste functie van de inleiding.
Slide 37 - Quizvraag
Welke schrijfopdracht kun je NIET op het examen tegenkomen?
A
artikel
B
recensie
C
zakelijke brief
D
zakelijke e-mail
Slide 38 - Quizvraag
Welke voorbeeldzin voor de zakelijke brief/ zakelijke e-mail is juist?
A
Mijn naam is Jan Jansen, ik zit in klas 4 van de Groene School.
B
Mijn naam is Jan Jansen en ik zit in klas 4 van de Groene School.
C
Ik zit in klas 4 van de Groene school, mijn naam is Jan Jansen.
D
Ik zit in klas 4 van de Groene school en mijn naam is Jan Jansen.
Slide 39 - Quizvraag
Welke bewering is juist?
A
Na 'Betreft:' noteer je het onderwerp van de brief, met een kleine letter.
B
Na 'Betreft:' noteer je het onderwerp van de brief, met een hoofdletter.
C
Je begint de inleiding van de brief met een kleine letter.
D
De letters van jouw postcode schrijf je met kleine letters.
Slide 40 - Quizvraag
Welke voorbeeldzin is juist?
A
Ik schrijf deze brief na aanleiding van een opdracht voor school.
B
Ik schrijf deze brief, omdat ik na aanleiding van school een opdracht moet doen.
C
Ik schrijf deze brief naar aanleiding van een opdracht voor school.
D
Ik schrijf deze brief, omdat ik naar aanleiding van school een opdracht moet doen.
Slide 41 - Quizvraag
Welke voorbeeldzin is juist?
A
Zou u om 13 uur bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
B
Zou u om 13.00 u. bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
C
Zou u om 13.00 uur bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
D
Zou u om 1 uur bij ons op school kunnen zijn voor het interview?
Slide 42 - Quizvraag
Wat moet je NIET doen bij de schrijfopdracht?
A
De zinnen kort en simpel houden.
B
Woorden afbreken aan het einde van de regel.
C
Witregels tussen de inleiding, de kern en het slot plaatsen.
D
Getallen in woorden uitschrijven.
Slide 43 - Quizvraag
In welke zin is de komma NIET juist gebruikt?
A
Als het mogelijk is, zou ik graag een interview bij u afnemen.
B
Ik schrijf deze brief, omdat ik voor school een interview bij iemand moet afnemen.
C
Ik moet voor school een interview afnemen, en daarom stuur ik u deze brief.
D
De vragen die ik voor het interview heb bedacht, zou ik graag aan u willen stellen.
Slide 44 - Quizvraag
Meer lessen zoals deze
Examentraining 2018
Mei 2018
- Les met
27 slides
door
Examentraining
Nederlands
Middelbare school
vmbo b
Leerjaar 4
Examentraining
Vragen over zakelijke e-mail
30 dagen geleden
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 2
Voorbereiding examen schrijven 2F (brief/mail)
September 2023
- Les met
10 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 2
Conventies leerjaar 3
April 2023
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1-4
Zakelijke brief
Maart 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 3
examentraining zakelijke brief / e-mail
Mei 2022
- Les met
12 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
maandag 11 april
November 2023
- Les met
21 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo b, k
Leerjaar 4
Schoolexamen SCHRIJFVAARDIGHEID
Februari 2022
- Les met
31 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3