Grammatica woordsoorten

Oefenen grammatica
Woordsoorten



Veel succes! 

1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Oefenen grammatica
Woordsoorten



Veel succes! 

Slide 1 - Tekstslide

Welke uitspraak is waar?
A
Het woord het' is altijd een bepaald lidwoord.
B
Het woord 'het' kan een onbepaald lidwoord zijn.
C
Het woord 'het' kan een onbepaald voornaamwoord zijn.
D
Het woord 'het' kan een bezittelijk voornaamwoord zijn.

Slide 2 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt over de volgende zin: Ik bleek niet goed voorbereid te zijn voor de toets.
A
Bleek is het hww
B
Bleek is het kww
C
Bleek is het zww
D
Bleek is het kww + hww

Slide 3 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt over de volgende zin: Mijn fietslamp lijkt al een maand niet meer te schijnen.
A
Schijnen is een kww
B
Schijnen is een zww
C
Schijnen is een hww
D
Schijnen is een kww + zww

Slide 4 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt over de volgende zin: Hij lijkt al een maand niet meer te schijnen.
A
Deze zin bevat een ng.
B
Deze zin bevat een wg.

Slide 5 - Quizvraag

Welke uitspraak klopt over de volgende zin: Mijn fietslamp lijkt al een maand niet meer te schijnen.
A
lijkt is een kww
B
lijkt is een hww
C
lijkt is een zww
D
lijkt is een kww + hww

Slide 6 - Quizvraag

Mijn fietslamp doet het niet, ik moet gaan lopen. Wat is het bijwoord in deze zin.
A
Mijn
B
fietslamp
C
niet
D
het

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het voorzetsel in deze zin: Wie kwam er tijdens de les veel te laat binnen?
A
wie
B
er
C
tijdens
D
veel

Slide 8 - Quizvraag

Welke uitspraak is waar over de volgende zin: De bus komt altijd te laat aan bij de bushalte, waardoor ik mijn overstap mis.
A
Aan is een voorzetsel
B
Aan is een onbepaald voornaamwoord
C
Aan is een werkwoord
D
Aan is een bijwoord

Slide 9 - Quizvraag

Welke uitspraak is waar over de volgende zin: De bus komt altijd te laat aan bij de bushalte, waardoor ik mijn overstap mis.
A
bij is een voorzetsel
B
bij is onderdeel van een splitsbaar werkwoord
C
bij is een bijwoord
D
bij is een aanwijzend voornaamwoord

Slide 10 - Quizvraag

Welke uitspraak is waar over de volgende zin:
Menigeen zal raar opkijken dat de les nu een oefentoets is geworden.
A
menigeen is een voorzetsel
B
menigeen is een persoonlijk voornaamwoord
C
menigeen is een bijwoord
D
menigeen is een onbepaald voornaamwoord

Slide 11 - Quizvraag

Welke uitspraak is waar over de volgende zin: Had jij zulke moeilijke vragen verwacht bij een oefentoets?
A
zulke is een vragend voornaamwoord
B
zulke is een aanwijzend voornaamwoord
C
zulke is een bijwoord
D
zulke is een onbepaald voornaamwoord

Slide 12 - Quizvraag