Oefenen kijk- en luistervaardigheid compleet









Kijk-en luistervaardigheid oefenen
klas 4
VMBO
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 4

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les









Kijk-en luistervaardigheid oefenen
klas 4
VMBO

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
Oefenen met kijk- en luistervaardigheid.
Waarom? Voorbereiden op de PTA toets KIJKEN/LUISTEREN

- Podcast over de coronatijd van een scholier - 3 vragen.
- Fragment over deep fake video's - 5 vragen
- Fragment over matchfixing - 5 vragen

Slide 2 - Tekstslide

Goed Kijken en Luisteren
Om een kijk- of luisterfragment goed te kunnen begrijpen, let je op de
volgende dingen:

Het onderwerp – Dit wordt vaak genoemd in het begin.
De hoofdgedachte – Die wordt vaak aan het begin of aan het eind genoemd.
De verschillende deelonderwerpen.
De signaalwoorden – Zij helpen je om onderscheid te maken tussen hoofd- en bijzaken.
De functie van de beelden – Ze geven belangrijke informatie of trekken de aandacht.
Het doel van de programmamaker.

Slide 3 - Tekstslide

Informatie selecteren
Als je luistert en kijkt om informatie te selecteren, moet je goed letten op: 

–  het onderwerp van het programma;
_  het programmadoel;
_  de verschillende deelonderwerpen;
_  de mening van personen die aan het woord komen.

Het onderwerp en de deelonderwerpen worden soms in het begin van het programma verteld. De deelonderwerpen worden daarna een voor een uitgelegd.

Slide 4 - Tekstslide

Signaalwoorden
Wanneer jij deze uit het hoofd weet is het doel van het filmpje sneller duidelijk. 

Het is ook makkelijker, want zo herken je sneller het doel van de spreker.(ook zeer belangrijk voor het onderdeel leesvaardigheid).

Slide 5 - Tekstslide

Kritisch kijken en luisteren
Je moet kritisch kijken en luisteren om na te gaan of de beelden en de informatie betrouwbaar zijn. 

Let op:
het soort programma: documentaire, reportage, realityprogramma
de gegeven informatie: is de informatie volledig en juist
de persoon die informatie geeft: is de persoon onpartijdig en deskundig?
het doel van de programmamaker: maakt hij reclame of wil hij informeren?

Slide 6 - Tekstslide

Informatie selecteren
Zo selecteer je informatie:

Soms worden in de opdracht aandachtspunten genoemd waarop je extra moet letten tijdens het kijken. Lees die punten goed door voor je gaat kijken.

Concentreer je niet alleen op wat gezegd wordt, maar ook op de beelden.

Let op signalen van de sprekers, zoals: Ik zal een aantal voorbeelden noemen…Een nadeel is wel…

Luister goed naar woorden die met nadruk worden uitgesproken. Deze zijn vaak belangrijk.

Maak aantekeningen. Schrijf alleen de hoofdzaken op (steekwoorden).

Slide 7 - Tekstslide

Kijken en luisteren 
naar instructies

In een instructie wordt uitgelegd hoe je iets moet doen. Een instructie bestaat uit een aantal aanwijzingen die je in een vaste volgorde moet uitvoeren. 

Let op:

de inleiding: hier wordt het onderwerp genoemd
de signaalwoorden: deze geven de volgende stappen aan, zoals: de eerste stap, daarna en uiteindelijk
de werkwoorden: deze vertellen wat je moet doen

Slide 8 - Tekstslide

Kijken en luisteren 
naar een interview
Informatie krijg je door te luisteren wat iemand zegt, maar ook door hoe iemand iets zegt.
- houding, gezichtsuitdrukking, intonatie (stemgebruik)
Let goed op: 
de interviewer: maakt hij oogcontact. laat hij merken dat hij luistert
de geïnterviewde: zit hij ontspannen, laat hij emoties zien, entwijkt hij vragen
het taalgebruik: letterlijk en figuurlijk

Slide 9 - Tekstslide

Kijken en luisteren naar een discussieprogramma
In discussieprogramma's praten mensen onder leiding van een gespreksleider over een onderwerp. Het zijn vaak meningvormende discussies. 

Let op:
het onderwerp: welke mening wordt er gegeven en wat zijn de belangrijkste argumenten.
de uitspraken: is het een mening, argument of een conclusie?
luister kritisch: met welke sprekers ben jij het eens of oneens en waarom?

Slide 10 - Tekstslide

Een podcast: luister goed, want ik stel je later 3 vragen over het fragment.

Slide 11 - Tekstslide

1 Na hoeveel maanden gaan de scholen weer gedeeltelijk open?
A
2 maanden
B
2,5 maand
C
3 maanden
D
3,5 maand

Slide 13 - Quizvraag

2 Wat vindt Fatima het leukst aan weer naar school gaan?
A
Dat ze haar vrienden weer ziet.
B
Dat ze weer in de klas mag zitten.
C
Dat ze haar docenten weer ziet.

Slide 14 - Quizvraag

3 Wat wordt genoemd als nadeel van online onderwijs?
A
De docenten weten vaak te weinig van online lesgeven.
B
Het is slecht voor de motivatie en zorgt voor achterstanden.

Slide 15 - Quizvraag

Een video: kijken en luisteren (1)
In de volgende video vertelt een presentator over deep fake video's.

Je gaat eerst de video bekijken en daarbij goed opletten. Na de video krijg je 5 vragen.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Link

1 Wat zijn deep fakes?
A
Video's waarin mensen dingen doen die niet echt zijn
B
Video's die echt lijken, maar die met de computer zijn bewerkt of aangepast.
C
Video's die fake news laten zien.

Slide 18 - Quizvraag

2 Welke twee soorten deep fake zijn er?

A
'Face swap' en oude nieuwsberichten gebruiken.
B
Stem vervormen en 'face swap'.
C
Iemand iets laten zeggen en 'face swap'.

Slide 19 - Quizvraag

3 Hoe herken je deep fakes?
A
Het gezicht heeft een andere kleur en de mond lijkt erop geplakt.
B
Randen van het gezicht zijn onduidelijk en beweging van de mond klopt niet.

Slide 20 - Quizvraag

4 Wat noemt de presentator als voorbeeld van slechte dingen die je met een deep fake kunt doen.
A
Het gezicht van Willem-Alexander wordt in een video van een vechtpartij geplakt.
B
Een video van zomaar iemand die een ander land de oorlog verklaart.
C
Premier Rutte verklaart in een video een ander land de oorlog.

Slide 21 - Quizvraag

5 Waarvoor gebruikt men in films geen deep fake?
A
Om acteurs dingen te laten zeggen die niet kloppen.
B
Voor stunts die acteurs zelf niet kunnen doen.

Slide 22 - Quizvraag

Een video: kijken en luisteren (2)
In de volgende video vertelt een presentator over matchfixing.

Je gaat eerst de video bekijken en daarbij goed opletten. Na de video krijg je 5 vragen.

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

1 Welke sport noemt de presentator niet?
A
darten
B
hockey
C
voetbal

Slide 25 - Quizvraag

2 Wat gebeurt er bij matchfixing?
A
Iemand beïnvloedt het spel geheel of gedeeltelijk.
B
Er wordt voor gezorgd dat het spel aantrekkelijker wordt.

Slide 26 - Quizvraag

3 Waardoor ontstaat matchfixing?
A
Door mensen die graag gokken.
B
Door spelers die geen eerlijke wedstrijd willen spelen.

Slide 27 - Quizvraag

4 Gokken op een hattrick geeft niet veel zekerheid. Wat wel?
A
De eindstand van de wedstrijd.
B
Wie de eerste goal scoort.
C
Wie een gele kaart krijgt (slecht speelt).

Slide 28 - Quizvraag

5 In wat voor wedstrijden wordt er meer gefixt?
A
Eredivisie, want daar verdien je meer mee.
B
Lagere divisies, want dat valt minder op.

Slide 29 - Quizvraag