5.3 De sociale kwestie


5.3 De sociale kwestie
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900
1 / 50
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 50 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les


5.3 De sociale kwestie
Tijd van burgers en stoommachines, 1800-1900

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een constitutionele monarchie?

Slide 2 - Open vraag

Voor of na de grondwet van 1848?
De koning heeft het meest te zeggen.
A
Voor
B
Na

Slide 3 - Quizvraag

Voor of na de grondwet van 1848?
De koning is onschendbaar.
A
Voor
B
Na

Slide 4 - Quizvraag

Voor of na de grondwet van 1848?
Het parlement heeft de hoogste macht.
A
Voor
B
Na

Slide 5 - Quizvraag

Voor of na de grondwet van 1848?
De minister-president is de regeringsleider.
A
Voor
B
Na

Slide 6 - Quizvraag

In deze paragraaf leer je:
  • Hoe de leef-en werkomstandigheden van arbeiders meer aandacht kregen.
  • Wat veranderde door sociale wetten.
  • Hoe arbeiders hun leef- een werkomstandigheden verbeterden.

Slide 7 - Tekstslide

Filmpje
Industriële revolutie, ontstaan van de sociale kwestie

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Industriële Revolutie
  • De overgang van kleinschalige handmatige productie naar grootschalige machinale productie

  • Tussen 1750-1900 begonnen in Engeland (als gevolg van de bevolkingsgroei)

  • Belangrijke uitvindingen: Spinning Jenny, de schietspoel en de stoommachine

Slide 10 - Tekstslide

Gevolgen van de industrialistatie
  • Huisnijverheid (gedaan door boeren) verdwijnt
  • Trek naar de stad --> steden groeien erg snel
  • Slechte leef- en werkomstandigheden arbeiders

Slide 11 - Tekstslide

De Sociale Kwestie

    • Het probleem van de slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders.

    • Hoe moet dit worden opgelost en door wie?

    Slide 12 - Tekstslide

    Filmpje
    Leefomstandigheden van de arbeiders
    Let op: kijkvragen

    Slide 13 - Tekstslide

    4

    Slide 14 - Video

    00:55
    Wat valt je op
    in de straat?

    Slide 15 - Woordweb

    02:17
    Waarom wil de man per sé dat zijn kinderen de pastoor zien?

    Slide 16 - Open vraag

    02:41
    Wat doen de kinderen overdag?

    Slide 17 - Open vraag

    03:53
    Wat valt je op over
    de leefomstandigheden?

    Slide 18 - Woordweb

    Leven en werken in armoede
    • Arbeiders in de 19e eeuw hadden slechte werk-en leefomstandigheden.
    • Mensen werkten hele lange dagen voor weinig loon, zonder een dag vakantie.
    • Fabrieken maakten gebruik van kinderarbeid.
    • Door schrijvers uit deze periode kwam er steeds meer aandacht voor de slechte werk- en leefomstandigheden.
    • Ze noemden het de sociale kwestie.

    Slide 19 - Tekstslide

    De Sociale Kwestie
    • Een kwestie is een probleem

    • Het probleem van de slechte leef- en werkomstandigheden van de arbeiders.

    • Armoede probleem

    Slide 20 - Tekstslide

    Woon-/leefomstandigheden van de arbeiders

    Slide 21 - Tekstslide

    Slide 22 - Video

    Slide 23 - Tekstslide

    Slide 24 - Tekstslide

    Slide 25 - Tekstslide

    Woonomstandigheden
    • Slechte woningen (snel gebouwd dus: haastige spoed...)

    • Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen)

    • Dichtbij fabrieken

    • Slechte hygiëne, riolering en   watervoorziening

    Slide 26 - Tekstslide

    Slide 27 - Tekstslide

    Let op: De weekinkomsten van een mannelijke arbeider
    was ongeveer 900 cent (9 gulden)

    Slide 28 - Tekstslide

    Welke conclusie kun je trekken uit het overzicht van kosten?

    Slide 29 - Open vraag

    Werkomstandigheden van de arbeiders

    Slide 30 - Tekstslide

    Filmpje
    Arbeiders in opstand

    Slide 31 - Tekstslide

    0

    Slide 32 - Video

    Werkomstandigheden
    • Saai (door arbeidsdeling/lopende band)

    • Lange werkdagen (vaak  tot 14 uur per dag)
    • Gevaarlijk
    • Geen enkel recht
    • Lage lonen (bij fouten: loon inhouden)

    Slide 33 - Tekstslide

    Waarom worden kinderen ingezet als werkkracht?

    Slide 34 - Woordweb

    Kinderarbeid

    • Goedkope arbeidskrachten
    • Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan
    • Ze zijn goedkoper dan mannen en vrouwen
    • Hun kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines

    Slide 35 - Tekstslide

    • ‘De rijken worden rijker, de armen worden armer’

    • Censuskiesrecht: alleen ‘de rijken’ mogen stemmen.

    • Alleen rijken aan de macht
    Waarom duurt het best wel even voordat er echt iets aan de Sociale Kwestie wordt gedaan?

    Slide 36 - Tekstslide

    Wie helpt de arbeiders? 
    Werknemers richtten vakbonden op waarmee ze betere arbeidsomstandigheden afdwongen.

    Vakbonden:
    - Organiseerden stakingen
    - Gingen in gesprek met fabrieksbazen

    Ook socialisten kwamen op voor de arbeidersklasse en wilden meer gelijkheid tussen arm en rijk.

    Slide 37 - Tekstslide

    Discussies over de sociale kwestie: Moet de overheid ingrijpen of niet?

    Liberalen:
    De overheid moet zich niet te veel bemoeien met haar inwoners en alleen zorgen voor de veiligheid

    Socialisten:
    De overheid moet zorgen voor het welzijn van haar inwoners

    Slide 38 - Tekstslide

    Arbeiders in actie
    • Sommige arbeiders kwamen zelf in actie tegen de slechte omstandigheden.
    • Zei richtten vakbonden op om elkaar te steunen en betere arbeidsomstandigheden af te dwingen.
    • Vakbonden organiseerde stakingen en gingen met werkgevers in gesprek.
    • Socialisten vonden dat er meer gelijkheid en minder verschil tussen arm en rijk moesten komen.
    • Radicale socialisten (Marxisten) wilden met een revolutie zorgen dat productiemiddelen in handen van de staat kwamen, zodat er geen verschil meer was tussen de bezitloze en bezittende klasse.
    • Later wilden gematigde socialisten zorgen voor veranderingen met behulp van sociale wetten.
    Karl Marx

    Slide 39 - Tekstslide

    Sociale wetten
    • Sinds de middeleeuwen gaf de kerk hulp aan de arme mensen. Door de discussies rond de sociale kwestie ontstond het idee dat ook de overheid wat moest doen voor arme burgers.
    • Sociale wetten konden zorgen voor ondersteuning en bescherming van sociaal zwakkeren.
    • In 1874 werd het 'Kinderwetje van Van Houten' aangenomen door de Tweede en Eerste kamer.
    • Hiermee werd kinderarbeid voor kinderen jonger dan twaalf verboden.
    • Later kwamen er steeds meer sociale wetten bij, zoals de leerplichtwet uit 1901.
    Liberaal kamerlid Samuel van Houten.

    Slide 40 - Tekstslide

    Slide 41 - Video

    Eerste sociale wetten
    1874:  Kinderwetje van Van Houten 
                 Kinderen onder 12 mogen niet
                 in de fabriek & werkplaatsen
                 werken, maar nog wel ...?....
    1889:   Arbeidswet
                 controle op kinderwetje &
                 arbeidsomstandigheden
    1901:  Leerplichtwet
                 kinderen moeten naar school

    Slide 42 - Tekstslide

    0

    Slide 43 - Video

    Slide 44 - Video

    Wie bedacht de kinderwet van 1874?
    A
    Thorbecke
    B
    Willem II
    C
    Samuel van Houten
    D
    Willem I

    Slide 45 - Quizvraag

    Het kinderwetje van Van Houten gaat over:
    A
    leerplicht
    B
    verbod op kinderarbeid
    C
    je mocht maar 2 kinderen krijgen
    D
    toeslag voor ouders met kinderen.

    Slide 46 - Quizvraag

    Waar kunnen sociale wetten voor zorgen?

    Slide 47 - Open vraag

    Wat is het kernwoord van het socialisme?
    A
    Vrijheid
    B
    Gelijkheid
    C
    Alles bij het oude houden
    D
    Geloof

    Slide 48 - Quizvraag

    Politieke stroming die vrijheid belangrijk vindt.
    A
    Feministen
    B
    Socialisten
    C
    Confessionelen
    D
    Liberalen

    Slide 49 - Quizvraag

    Neem het schema over in Word en vul dit in. Plaats hier
    vervolgens een foto van.

    Slide 50 - Open vraag