Les 1 grammatic

Welkom klas 1 vwo! 
Leg je spullen op tafel. 
Begin met lezen in je leesboek!
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

In deze les zitten 12 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Welkom klas 1 vwo! 
Leg je spullen op tafel. 
Begin met lezen in je leesboek!

Slide 1 - Tekstslide

Programma 

1. Lezen

2. Zelfstandig werken + nakijken(planning)

3. Uitleg fictieopdracht (mindmap)

Wat leer je deze les?
1. De persoonsvorm vinden.
2. Een zin opdelen in zinsdelen.
3. Het onderwerp van een zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

Doelen
Grammatica zinsdelen (redekundig)
- Je weet hoe je de persoonsvorm in een zin vindt en je kunt deze benoemen
- Je kunt de zin opdelen in zinsdelen
- Je weet hoe je het onderwerp in een zin vindt en je kunt dit benoemen
- Je weet wat een werkwoordelijk gezegde is en kunt dat benoemen
- Je weet hoe je een lijdend voorwerp in een zin vindt en kunt dit benoemen.


Slide 3 - Tekstslide

Doelen 
Grammatica woordsoorten (taalkundig)
- Je weet wat een zelfstandig naamwoord is en kunt dat benoemen
- Je weet wat een lidwoord is en kunt dat benoemen
- Je weet wat een bijvoeglijke naamwoord is en kunt dat benoemen
- Je weet wat de verschillen zijn tussen zelfstandige werkwoorden en hulpwoorden en kunt deze beide benoemen
- Je weet wat een persoonlijk voornaamwoord en een bezittelijk voornaamwoord is en kunt deze benoemen in de zin

Slide 4 - Tekstslide

Ontleed eerst redekundig en dan taalkundig
Volgende week krijgen alle leerlingen die hebben voorgelezen een chocoladereep.

Redekundig: pv, ow
Taalkundig: azn, czn, zn-e, olw, blw 

Slide 5 - Tekstslide

Zinsdelen
Sven / heeft / zondag / goud / gewonnen
Zondag / heeft / Sven / goud / gewonnen
Goud / heeft / Sven/ zondag / gewonnen

Regel: maximaal 1 zinsdeel voor de persoonsvorm.

Slide 6 - Tekstslide

Persoonsvorm (pv)
Sven heeft zondag goud gewonnen.

  1. Heeft / Sven / zondag / goud / gewonnen? (vraag maken)
  2. Sven / had / zondag / goud / gewonnen. (tijd veranderen)
  3. De jongens / hadden / zondag / goud / gewonnen. (getal veranderen)

Regel: de pv is altijd een werkwoord!

Slide 7 - Tekstslide

Onderwerp (ow)
Sven heeft zondag goud gewonnen.

Stel de vraag: WIE/WAT +PV
Dus: WIE HEEFT? Antwoord: Sven
Sven = ow

Slide 8 - Tekstslide

Doen
Ga aan de slag met je planning. 
Hulp: buurman/buurvrouw, groene theorie, internet.
Klaar met week 7? Kies steropdrachten.
timer
10:00

Slide 9 - Tekstslide

Verdeel de zin in zinsdelen, onderstreep de pv en omcirkel het ow
Hopelijk hebben alle leerlingen uit deze klas het lesdoel behaald.

Antwoord
Hopelijk / hebben / alle leerlingen uit deze klas / het lesdoel / behaald.

Slide 10 - Tekstslide

Woordsoorten (taalkundig)
1. Zelfstandig naamwoord (zn) (een woord voor mens, dier of ding):
Je kunt er de, het of een voor zetten. 
Het huis. De voorzitter. Een iPhone.

Concreet zelfstandig naamwoord (czn): iets is tastbaar; pen, bal, boek
Abstract zelfstandig naamwoord (azn): dit kun je niet aanraken: tijd, liefde

2. Eigennaam (zn-e): alle woorden die een hoofdletter krijgen; namen, plaatsen: Maaike, Leeuwarden, Adidas


Slide 11 - Tekstslide

Woordsoorten taalkundig
                                      Lidwoorden: de, het, een
Bepaald lidwoord (blw): de, het             de pen, het boek   
Onbepaald lidwoord (obl): een               een pen, een boek
In het (blw) verhaal  (znw) waait het hard, maar in de film zie je dat niet.

GEEN LIDWOORD: het als het NIET bij een zelfstandig naamwoord hoort: het is 5 uur. 
GEEN LIDWOORD: een, als je het uitspreekt als 1: een van hen.

Slide 12 - Tekstslide