Domein grootheden en eenheden

Nask 2e klas
Werken met grootheden en eenheden
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
RekenenMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Nask 2e klas
Werken met grootheden en eenheden

Slide 1 - Tekstslide

Wat is een grootheid?
Een grootheid is een eigenschap die je kunt meten.
Een voorbeeld is lengte. 

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een eenheid?
De eenheid is de maat waarin je een grootheid meet.
De eenheid komt achter een getal te staan.

Een eenheid van lengte is bijvoorbeeld cm 

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Noem een grootheid.
(wat kun je meten?)

Slide 5 - Woordweb

Noem een eenheid
van lengte

Slide 6 - Woordweb

Noem een eenheid van tijd

Slide 7 - Woordweb

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare

Slide 8 - Sleepvraag

Zet de eenheden van lengte van groot (links)  
naar klein (rechts)
km
hm
dam
m
dm
cm
mm

Slide 9 - Sleepvraag

Met welk getal moet vermenigvuldigd worden om te weten hoeveel centimeter 2 meter is?
A
10
B
20
C
100
D
1000

Slide 10 - Quizvraag

Hoeveel kilometer is 7000 meter?
Vul alleen een getal in.

Slide 11 - Open vraag

57 cm + 10 dm =
A
15,7 dm
B
57,1 cm
C
571 cm
D
10,57 dm

Slide 12 - Quizvraag

Hoe laat is het op deze klok?
A
10:25
B
09:25
C
05:47
D
06:47

Slide 13 - Quizvraag

90 minuten =
getal
eenheid
300 minuten =
4 weken + 4 dagen =
Sleep de getallen en eenheden naar de juiste plaats.
Let op: je gebruikt niet alles.
32
26
kwartier
uur
2,5
dagen
minuten
5
6

Slide 14 - Sleepvraag

Hoeveel minuten duurt 4 1/2 uur?
Vul alleen een getal in.

Slide 15 - Open vraag

Welk rijtje klopt niet van groot naar klein?
A
jaar - maand - dag - minuut
B
jaar - uur - kwartier - seconde
C
eeuw - jaar - kwartaal - minuut
D
maand - uur - kwartaal - minuut

Slide 16 - Quizvraag

3 ton is...
euro
kilogram
3 000
30 000
300 000
3 000 000

Slide 17 - Sleepvraag

Zet de eenheden van gewicht van groot (links) naar klein (rechts)
kg
mg
ton
g

Slide 18 - Sleepvraag

Welk gewicht aan rozijnen is nodig voor 10 appeltaarten?
A
6 kg
B
0,6 kg
C
6000 mg
D
6000 g

Slide 19 - Quizvraag

Aisha heeft € 3,55 in haar portemonnee.
Zij koopt een broodje van 80 cent.
Hoeveel geld zit er nu nog in haar portemonnee?
A
B
C
D

Slide 20 - Quizvraag

KB, MB, GB, TB
Rekenen met data, hoe gaat dat bij jou?
A
B
C

Slide 21 - Quizvraag

G& E - KB, MB, GB etc
Eenheden van informatie

Slide 22 - Tekstslide

Weetjes over grootheden en eenheden

  • GEWICHT: 1 ton = 1000 kg 
  • GELD: 1 ton =  €100.000
  • gebruik ' :' tussen uren minuten en seconden (2:12:30)
  • Tijd = AM direct na middernacht PM na de middag

Slide 23 - Tekstslide

Komma en punt in getallen
Punt wordt gebruikt om cijfer leesbaar te maken.
1.000 -> 1 punt: duizendtallen
1.000.000 -> 2 punten: miljoenen
1.000.000.000 -> 3 punten: miljard
1.234.567.890 -> Spreek dit getal eens uit!
gebruik bij je antwoord nooit de leespunten

Slide 24 - Tekstslide

KommA
Komma wordt gebruikt al decimaal getal
€ 2,75 
€2,00 ------------------------------------ € 3,00
                                     2,75

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Tekstslide

Lengtematen

Slide 27 - Tekstslide

3m + 12 dm + 5 cm= .... cm
A
20 cm
B
317 cm
C
425 cm
D
312 cm

Slide 28 - Quizvraag

weetjes

digitaal geheugen 
1 kilobyte (kB) = 1000 byte >           kilo = 1000
1 megabyte (MB) = 1000 kilobyte>
1 gigabyte (GB) = 1000 megabyte    (tegenwoordig een sd-card)
1 terabyte (TB) = 1000 gigabyte>   tera = 1000 000 000
1 petabyte (PB) = 1000 terabyte
(kmgtp))
1 Pb =1000 Tb =1000 000 Gb =1000 000 000 Mb =1000 000 000 000 Kb =1000 000 000 000 000b


Slide 29 - Tekstslide

Tip
https://youtu.be/_23oL0l5DRo

Slide 30 - Tekstslide

2 MB + 3 GB = .... MB
A
5 MB
B
3000 MB
C
3002 MB
D
3200 MB

Slide 31 - Quizvraag

- Het voorvoegsel “kilo” betekent “duizend”
- Een kilometer is dus 1000 meter
- Een kilogram is dus ook 1000 gram
-  een kilobyte is dus ook gelijk aan 1000 byte

Als je weet dat het woordje “giga” staat voor miljard, dan weet je dus ook dat een gigabyte gelijk is aan een miljard byte.

Slide 32 - Tekstslide

Bytes
De meest voorkomende zijn:

- Petabyte (PB)
- Terabyte (TB)
- Gigabyte (GB)
- Megabyte (MB)
- Kilobyte (kB)
 Peter 
Tekent 
Graag 
Meer 
Kleine beren

Slide 33 - Tekstslide


Tussen iedere stap zit steeds een factor 1.000

 1.000 kB in een MB 
1.000 MB in een GB
1.000 MB in een GB
 1.000 TB in een PB
PB - TB - GB - MB - kB:

0,001 PB x 1.000 = 1 TB
1 TB x 1.000 = 1.000 GB
 1.000 GB x 1.000 = 1.000.000 MB
 1.000.000 MB x 1.000 = 1.000.000.000 kB

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide

Hoeveel GB is 2.560.000 kB?

Slide 36 - Open vraag

KB, MB, GB, TB
Rekenen met data, hoe gaat dat bij jou?
A
B
C

Slide 37 - Quizvraag