Les 4 Grammar

Speaking English
            English

1 / 33
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 33 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Speaking English
            English

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Today
Warming-up

Recap present simple 

Present continuous

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Taboo
  • Form groups of 3/4
  • Pick a card and describe the word without using the taboo words 
  • Try to gues what word is being described 
timer
10:00

Slide 3 - Tekstslide

taboo, op het kaartje staan woorden, 1 woord is het woord wat geraden moet worden. de andere 4 woorden er onder mogen niet genoemd worden. de persoon die het uitlegt moet zo goed mogelijk vertellen wat het woord is, is een verboden woord genoemd mag je deze gebruiken bij je uitleg.
Present Simple
Present Simple

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Wat geef je aan met de
Present Simple?
A
Gewoonten
B
Feiten
C
Dingen die regelmatig gebeuren
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 5 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

De present simple is...
A
Onvoltooid Verleden tijd
B
Tegenwoordige tijd
C
Toekomende tijd
D
Voltooid verleden tijd

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

If + present simple, … present simple is used when
A
something is always true
B
something becomes true when the condition is met
C
something is not true in the present
D
something is not true in the past

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple is ...
A
tegenwoordige tijd
B
precies nu
C
verleden tijd
D
toekomst

Slide 8 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Je gebruikt de present simple...
A
als iets nu aan de gang is of je iets nu aan het doen bent
B
als je in de toekomst iets van plan bent wat zeker is
C
als iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt
D
als iets is gebeurd en het niet belangrijk is wanneer

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat hoort er bij de present simple?
A
werkwoord met ING
B
Vorm van to be
C
SHIT RULE
D
Infinitief + ed

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple:

Wanneer gebruik je de Present Simple?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

present simple
A
fact or habit
B
temporary situation
C
something is happening now
D
plan for the future

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Present Simple
A
Lucy lives in London.
B
Lucy lived in London.
C
Lucy is Living in London.
D
Lucy has lived in London.

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat zijn signaalwoorden voor de present simple?
A
now, at the moment
B
already, yet, since, for, just
C
last week, in 1962, three years ago
D
always, ever, never, often, usually, every day

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Action-> Present continuous
Action-> Present continuous

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

0

Slide 16 - Video

Deze slide heeft geen instructies

- I am reading the newspaper right now.
  
- He is laughing at me at the moment.

- Do your hear that as well? She is waking up!

- Cynthia is currently cycling to school.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Form of to be + -ing
Ik...              I am playing
Jij...             You are walking
Hij...             He is studying
Zij...              She is eating
Het...            It is hurting
Wij...             We are swimming
Jullie...        You are driving
Zij...              They are travelling
 

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oh ja!
sommige werkwoorden eindigen op een 'stomme e'
(je schrijft hem wel maar je hoort hem niet)
move - moving
drive - driving
hope - hoping
make - making

Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Oh ja! Oh ja!
sommige werkwoorden krijgen een verdubbeling van de medeklinker
run - running
plan - planning
swim - swimming
stop - stopping

Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I .......... (listen) to music at the moment.
A
am listening
B
are listening
C
is listening

Slide 22 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

They .......... (read) the book The city of bones.
A
are reading
B
am reading
C
is reading

Slide 23 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Look! The dog .......... (play) with the ball.
A
is play
B
is playing
C
are play
D
are playing

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Max Verstappen .......... (race) at the track.
A
is raceing
B
are racing
C
is racing
D
are racing

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We .......... (drink) some tea.
A
am drinking
B
are drinking
C
is drinking

Slide 26 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It .......... (freeze) in here.
A
is freezing
B
are freezing
C
is freezeing
D
are freezeing

Slide 27 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Rafke .......... (text) Pleun a message.
A
am texting
B
is texting
C
are texting

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The cows .......... (run) and .......... (jump) in the meadow now.
A
are run are jump
B
are running are jumping
C
is running is jumping

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

The cows .......... (eat) grass.
A
is eating
B
are eating
C
am eating

Slide 30 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

It .......... (rain) right now.
A
is raining
B
are raining

Slide 31 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Ik kan de Present Continuous maken.
A
Ja :-)
B
Nee :-(
C
Een beetje

Slide 32 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Workbook: Chapter 2.3 Exercise 8

Finished? -> Worksheet 



Let's get to work 

Slide 33 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies