02. V2 Th3.5 /Bh3.2 Bedrijfskolom (25-11)

H3 De winkel in
(KGT Paragraaf 5 / B paragraaf 2) Bedrijfskolom
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmboLeerjaar 2

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

H3 De winkel in
(KGT Paragraaf 5 / B paragraaf 2) Bedrijfskolom

Slide 1 - Tekstslide

Vandaag
Huiswerk bespreken
B: Hoofdstuk 3.2 / KGT: Hoofdstuk 3.5
Rekenvaardigheden
Huiswerk

Slide 2 - Tekstslide


BK

Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1

(incl rekentrainer)


KGT

Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 1

(incl rekentrainer)

Huiswerk 25 november
= Vraag om te resetten of vraag om hulp!

Slide 3 - Tekstslide

Aanpak hoofdstuk 3
  • Opgaven digitaal maken
  • Tijdens de les aantekeningen maken
  • Bijvoorbeeld in Teams document lesdoelen
  • Einde les: antwoord op de doelen

Slide 4 - Tekstslide

Openen opdracht
  • Teams
  • Tegel Economie
  • Opdracht
  • Openen document

Tijdens de les geef je antwoord op de doelen.
Einde les antwoord in LessonUp zetten.

Slide 5 - Tekstslide

Volgorde hoofdstuk 3
B
KGT
§ 1
§ 1
§ 2
§ 5
§ 3
§ 2
  -
§ 3
§ 4
§ 4
§ 5
§ 6
20-11
21-11
27-11
28-11
4-12
5-12
Maandag 18 december
Toets hoofdstuk 3

Slide 6 - Tekstslide

Formule indexcijfer
Het basisjaar heeft het indexcijfer 100.

Formule indexcijfer: 
(gegeven van dat jaar : gegeven van het basisjaar) × 100 = indexcijfer.

Een indexcijfer rond je meestal af op een heel getal.

Slide 7 - Tekstslide

Doel B§2 / KGT§5
  • (B) Ik kan toelichten uit welke onderdelen een bedrijfskolom bestaat. 
  • (KGT) Ik kan beschrijven welke weg producten afleggen van grondstof tot eindproduct.

Slide 8 - Tekstslide

Begrippen
Grondstoffen = ingrediënten die in een product zijn verwerkt.

Eindproducten = Producten die klaar zijn voor de verkoop aan de consument.

Bedrijfskolom = Een serie bedrijven die betrokken is bij de productie van een product.

Slide 9 - Tekstslide

Bedrijfskolom
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.

Bij het produceren maak je het product steeds meer geschikt voor gebruik, het wordt daarmee steeds meer waard.

Slide 10 - Tekstslide

Bedrijfskolom
Alle bedrijven die meewerken aan een product.

Bij het produceren maak je het product steeds meer geschikt voor gebruik, het wordt daarmee steeds meer waard.

De TOEGEVOEGDE WAARDE is de waardeverhoging van een product die ontstaat nadat een schakel iets heeft toegevoegd.

Slide 11 - Tekstslide

Toegevoegde waarde (KGT)
De waardeverhoging van een product die ontstaat door het product te bewerken.  

Door arbeid, tijd en energie die in het product is gestoken, wordt het product meer waard.

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Wat is een bedrijfskolom?
De bedrijfskolom bestaat uit alle bedrijven die na elkaar meewerken aan een product.

Slide 16 - Tekstslide

Begrippen
Grondstoffen = ingrediënten die in een product zijn verwerkt.

Eindproducten = Producten die klaar zijn voor de verkoop aan de consument.

Bedrijfskolom = Een serie bedrijven die betrokken is bij de productie van een product.

Slide 17 - Tekstslide

Bedrijfskolom
  • Bedrijven die de grondstoffen produceren
  • Handelsbedrijven die de grondstoffen verhandelen
  • Fabrieken die de eindproducten maken
  • Groothandelsbedrijven die de eindproducten verhandelen
  • Winkels (detailhandel) die eindproducten verkopen aan de consument.
 = Een serie bedrijven die betrokken is bij de                   productie van een product.

Slide 18 - Tekstslide

Slide 19 - Tekstslide


Antwoord lesdoel(en)

Slide 20 - Open vraag

Extra filmpje bedrijfskolom:

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Video

Slide 23 - Video

Slide 24 - Video

Slide 25 - Video

Slide 26 - Video

Extra uitleg
bedrijfskolom en toegevoegde waarde

Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Video

Rekenvaardigheden
Ik heb klaar liggen: 
  • rekenmachine,
  • pen,
  • papier.

Slide 29 - Tekstslide

Gemiddelde
Het gemiddelde uitrekenen:
  • Je rekent eerst het totaal van de cijfers uit.
  • Je deelt dan door het aantal cijfers en het antwoord is het gemiddelde.

    In formule: Het totaal / het aantal = het gemiddelde


Slide 30 - Tekstslide

Afronden

Slide 31 - Tekstslide

Afronden
Kijk naar het eerstvolgende decimaal.
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
Naar boven afronden.
Naar beneden afronden.

Slide 32 - Tekstslide

Afronden bij economie
👉 Afronden van geld: altijd 2 decimalen
👉 Afronden van procenten: 1 decimaal
👉 Afronden van bijv. mensen: heel getal

Tenzij er anders gevraagd wordt.

Slide 33 - Tekstslide

GEMIDDELDE:
optellen en delen door het aantal

AFRONDEN:
  • geld op 2 decimalen
  • procenten op 1 decimaal (tenzij anders wordt gevraagd)


Slide 34 - Tekstslide

Bekijk het staafdiagram.

Bereken en vul in. 
Rond af op een heel getal.


Op vrijdag staan er gemiddeld .......  auto's geparkeerd.

Slide 35 - Tekstslide


Bekijk het staafdiagram. 
Bereken en vul in. Rond af op een heel getal. 
Op vrijdag staan er gemiddeld ....... auto's geparkeerd.

Slide 36 - Open vraag


Antwoord lesdoel(en)

Slide 37 - Open vraag


BK

Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 2

(incl rekentrainer)


KGT

Maken Hoofdstuk 3:
paragraaf 5

(incl rekentrainer)

Huiswerk 26 november

Slide 38 - Tekstslide

Nabespreking
Hoe is het gegaan?
Wat ging goed?
Wat vond je moeilijk?
Welke vragen heb je nog?

Slide 39 - Tekstslide

B: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 1-5
KT: Leren en maken Hoofdstuk 5 paragraaf 1-5




= Vraag om te resetten of vraag om hulp!
11 maart: Toets hoofdstuk 5
Huiswerk 4 maart

Slide 40 - Tekstslide