In deze les zitten 42 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 2 videos.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
haben und sein
Slide 1 - Tekstslide
Persoonlijke voornaamwoorden
ich (ik)
du (jij)
er /sie/es/man (hij/zij/het/men)
wir (wij)
ihr (jullie)
sie (zij, mv.)
Sie (U)
Slide 2 - Tekstslide
IDEWIS
Wat is de volgorde van de persoonlijke voornaamwoorden?
Gebruik het woord "IDEWIS" als ezelsbruggetje.
I = ich (ik)
D = du (jij)
E = er/sie/es (hij/zij/het)
W = wir (wij)
I = ihr (jullie)
S = Sie/sie (U/zij)
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
voltooid deelwoord
haben -> gehabt
ich habe gehabt, du hast gehabt, er hat gehabt, wir haben gehabt, ihr habt gehabt, sie haben gehabt
sein -> gewesen
ich bin gewesen, du bist gewesen, er ist gewesen, wir sind gewesen, ihr seid gewesen, sie sind gewesen
Slide 5 - Tekstslide
Aber pass auf...! Let op
Welke vorm gebruik je als in de zin niet duidelijk een persoon staat maar bijv. "der Mann ..... (hebben) einen Hund"? Denk even na door welk persoonlijk voornaamwoord jij het in het Nederlands zou vervangen
der=mannelijk -> hij -> er
die=vrouwelijk-> zij -> sie
das = onzijdig -> het -> es
Slide 6 - Tekstslide
Aber pass auf...! Let op
Der Mann HAT einen Hund.
Die Frau HAT einen Hund.
Das Kind HAT einen Hund.
der=mannelijk -> hij -> er
die=vrouwelijk-> zij -> sie
das = onzijdig -> het -> es
je komt altijd uit bij de derde persoon: hij, zij of het = hat of ist