Afweer les 2

Herhaling 12.1
De Huid en Afweer bij planten
1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Herhaling 12.1
De Huid en Afweer bij planten

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

De huid beschermt tegen sterke oververhitting door...
(2 antwoorden zijn goed)
A
zweet te produceren
B
bloedvaatjes in de huid te verwijden
C
bloedvaatjes in de huid te vernauwen
D
pigment te maken

Slide 3 - Quizvraag

Hoe komt het dat je bruin wordt?
A
Je maakt in je lederhuid het pigment melanine
B
Je maakt in je opperhuid het pigment melanine
C
De opperhuid wordt dikker en dus donkerder
D
De cellen van de opperhuid schuiven dichter tegen elkaar aan.

Slide 4 - Quizvraag

Waarom moet je huid beschermd worden tegen UV straling?
Kies het beste (minst vage) antwoord
A
UV straling zorgt voor mutaties in het DNA
B
UV straling zorgt voor beschadiging van de cel
C
UV straling veroorzaakt altijd kanker
D
UV straling heeft effect op de deling van cellen

Slide 5 - Quizvraag

Waarom zijn pesticiden vaak nodig in een monocultuur?
A
planten in een monocultuur hebben geen chemische afweer
B
plaagdieren hebben veel te eten
C
plaagdieren hebben weinig natuurlijke vijanden
D
planten in een monocultuur hebben geen mechanische afweer

Slide 6 - Quizvraag

Op de afbeelding zien we een stengel van een brandnetel. Dit is een voorbeeld van...
A
mechanische afweer
B
chemische afweer
C
een combinatie van chemische en mechanische afweer
D
geen van beide

Slide 7 - Quizvraag

Noem (minstens) 3 verdedigingsmechanismen van planten tegen vraat / infectie

Slide 8 - Open vraag

12.2 
Niet-specifieke afweer
Antibiotica
Specifiek is het tegenovergestelde van algemeen. Dus niet-specifieke = algemene afweer.

Slide 9 - Tekstslide

Ziekteverwekkers ->

Slide 10 - Tekstslide

Fagocytose
Een magrofaag of fagocyt 'eet' virussen, bacteriën en andere dingen die niet in het lichaam thuishoren. Het 'opeten' van deze dingen heet fagocytose.
Na het opeten breekt de fagocyt de ziekteverwekkers af met enzymen.

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Video

Antibiotica
Werken alleen tegen bacteriecellen
Gevaar: resistentie van bacteriën
(je eigen cellen worden niet aangetast door antibiotica)

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Video

Microbioom
  • Alle bacteriën in en op je lichaam
(dus in de darmen en op je huid)
  • Bestaat uit goede én slechte bacteriën
Evenwicht: de goede overheersen en beschermen je tegen de slechte

Slide 16 - Tekstslide

Op de huid 'wonen' veel goede bacteriën en schimmels (meestal gist) die geen ruimte en voedsel overlaten voor nieuwkomers. Schadelijke bacteriën en schimmels hebben geen kans.
Huidflora

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Exit ticket
Deze vragen zou je nu moeten kunnen beantwoorden

Slide 19 - Tekstslide

Een macrofaag (of fagocyt) kan...
A
alleen bacteriën fagocyteren
B
alleen bacteriën en virussen fagocyteren
C
antistoffen maken
D
alles fagocyteren wat lichaamsvreemd is

Slide 20 - Quizvraag

Macrofagen nemen via fagocytose ziekteverwekkers op. Wat gebeurt er daarna?
A
Enzymen van de macrofagen breken ziekteverwekkers af
B
Gifstoffen in de macrofagen doden de ziekteverwekkers
C
Antistoffen in de macrofagen maken ziekteverwekkers dood
D
Ziekteverwekkers blijven gevangen zitten in de macrofaag

Slide 21 - Quizvraag

Hoe vaker je een antibioticum gebruikt, hoe groter de kans op resistentie.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quizvraag

Wat is resistentie tegen antibiotica?
A
Het ongevoelig worden van je lichaam voor een ziekteverwekker
B
Het ongevoelig worden van je lichaam voor antibiotica
C
Je lichaam produceert antistoffen tegen een bepaalde ziekteverwekker
D
Het ongevoelig worden van een ziekteverwekker voor bepaalde antibiotica

Slide 23 - Quizvraag

Hoe heet de vorm van symbiose ook al weer tussen de mens en het microbioom?
A
parasitisme (+,-)
B
mutualisme (+,+)
C
commensalisme (+, 0)

Slide 24 - Quizvraag

Waarom moet bij een poeptransplantatie het slangetje tot in de dunne darm lopen?
A
omdat bacteriën alleen daar terecht moeten komen
B
omdat de bacteriën zo langs de maag geleid worden
C
omdat poep smerig is, je kan het niet inslikken
D
omdat als je het in de dikke darm stopt, het nooit in de dunne darm komt

Slide 25 - Quizvraag

Noem een voordeel van een gezond microbioom

Slide 26 - Open vraag

Slide 27 - Video