§4.3
1 / 22
Lesduur is: 50 minOnderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Tekstslide
Slide 4 - Tekstslide
Slide 5 - Tekstslide
Het Heilige Land is …
A
De titel van een hoofdstuk uit de bijbel
B
De plek in West-Europa waar het christendom begon
C
Het land waar mensen precies volgens de bijbel leven
D
Het gebied in het Midden-Oosten waar Jezus Christus werd geboren
Slide 6 - Quizvraag
Welke zin past het best bij de kruistochten?
A
De kruistochten zijn mislukt omdat het Heilige Land niet voorgoed werd bevrijd
B
Elke kruistocht was een succes
C
Geen enkele kruistocht kwam in het Heilige Land aan
D
Door de kruistochten werd het Heilige Land voorgoed bevrijd
Slide 7 - Quizvraag
Slide 8 - Tekstslide
Slide 9 - Tekstslide
Sleep de zinnen in de juiste volgorde
1
2
3
4
Boeren kregen beter gereedschap
Handel werd belangrijk
De steden werden groter
Er kwam meer voedsel op de markt
Slide 10 - Sleepvraag
Slide 11 - Tekstslide
Stadsrecht was heel belangrijk in de middeleeuwen
Wat betekent 'stadsrecht'?
Wat betekent 'stadsrecht'?
A
Het recht om een stad te bezitten
B
Het recht van een stad om eigen baas te zijn
C
Het recht om in een stad te wonen
Slide 12 - Quizvraag
Slide 13 - Tekstslide
Een schout was een belangrijk persoon in de middeleeuwse stad. Wat waren de belangrijkste taken van een schout?
A
Rechtspreken in de stad en misdadigers straffen
B
Rechtspreken en de wijken beschermen
C
Rechtspreken en bidden voor de mensen
Slide 14 - Quizvraag
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Welke zinnen passen bij een stad rond het jaar 1000?
De handel op de markt groeit
Steeds meer mensen gaan in de stad wonen
De burgers breken de stadsmuren af
De bevolking trekt weg uit de stad
Een stad heeft verschillende stadspoorten
Door de handel wordt een stad rijker
Slide 17 - Sleepvraag
1 Elke middeleeuwse plaats kreeg stadsrechten.
2 Op het platteland bleven de boeren de baas.
Welke zin/zinnen zijn waar?
2 Op het platteland bleven de boeren de baas.
Welke zin/zinnen zijn waar?
A
Alleen zin 1 is waar
B
Alleen zin 2 is waar
C
Zin 1 en 2 zijn allebei waar
D
Zin 1 en 2 zijn allebei niet waar
Slide 18 - Quizvraag
Wat betekende het als een stad stadsrechten kreeg?
De heer is niet langer de baas in de stad
Burgers mogen de wetten in de stad niet veranderen
De heer betaalt voortaan belasting aan de stad
De burgers mogen hun eigen bestuur kiezen
De bestuurders van de stad mogen zelf nieuwe wetten maken
De burgers betalen belasting aan het bestuur van de stad
Slide 19 - Sleepvraag
Wat was de schutterij?
A
Een leger dat andere steden probeerde te veroveren
B
De schutterij controleerde of iedereen zich aan de wetten hield
C
Een groep gewapende burgers die de inwoners van de stad beschermden
D
Een bende gewapende rovers die de stad bedreigden
Slide 20 - Quizvraag
Geef jezelf een cijfer hoe je deze paragraaf hebt gemaakt
Slide 21 - Poll
Schrijf 2 dingen op die je deze les hebt geleerd
Hoe vond je deze les?
