T3 - Chapitre 2 - Grammatica

Programme d'aujourd'hui 
  • Grammaire : Exercices 15,16,17 et 18 pages 68 à 71
  • Texte B - Lezen : Test lénnui, tu connais? : p 62-63-64
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Programme d'aujourd'hui 
  • Grammaire : Exercices 15,16,17 et 18 pages 68 à 71
  • Texte B - Lezen : Test lénnui, tu connais? : p 62-63-64

Slide 1 - Tekstslide

Les objectifs de la leçon 
Aan het eind van deze les kun je: 
- Kun je vertellen over jouw vrije tijd
- Kun je de à en de + een bepaald lidwoord gebruiken. 

 

Slide 2 - Tekstslide

Grammaire

Slide 3 - Tekstslide

Je vais à le parking > Je vais au parking.
Tu es à la cantine > Tu es à la cantine.
Vous allez à les matchs > Vous allez aux matchs?
Elle est à l'école > Elle est à l'école
Wat zie je?



Slide 4 - Woordweb

Wat is de vertaling van "à la" en "au" hier?

Je suis à la piscine, / Je suis au cinéma.
A
naar
B
in
C
op
D
bij

Slide 5 - Quizvraag

À + bepaald lidwoord
Als het Franse voorzetsel à (in, naar, op, bij) in een zin wordt gevolgd door le of les, dan wordt het samengevoegd tot één woord
à + le > au (Je suis au club de foot)
à + les > aux (Il va aux matchs)

Slide 6 - Tekstslide

À + bepaald lidwoord
Als het wordt gevolgd door la of l' dan blijft het à la of à l'
à + la = à + la (Je vais à la mer)
à l' = à l' (On est à l'école)

Of je à la, au, à l' of aux gebruikt, hangt het dus af van het wordt dat erachter komt. Is het mannelijk? Is het vrouwelijk? Enkelvoud of meervoud? 

Slide 7 - Tekstslide

Je suis ... équitation (v)
A
aux
B
à la
C
au
D
à l'

Slide 8 - Quizvraag

Nous allons ... concert (m)
A
aux
B
à la
C
au
D
à l'

Slide 9 - Quizvraag

Tu veux aller ... patinoire (v)
A
aux
B
à la
C
au
D
à l'

Slide 10 - Quizvraag

On va ... centres (m) commerciaux
A
aux
B
à la
C
au
D
à l'

Slide 11 - Quizvraag

C'est le T-shirt de le prof > C'est le T-shirt du prof
C'est le chien de la voisine > C'est le chien de la voisine
C'est le directeur de l'école > c'est le directeur de l'école
C'est l'ordinateur de les secrétaires > C'est l'ordinateur des secrétaires. 

Wat zie je?



Slide 12 - Woordweb

Wat is de vertaling van "de" hier?

C'est le sac de la directrice.
A
naar
B
van
C
op

Slide 13 - Quizvraag

À + bepaald lidwoord
Als het Franse voorzetsel de (van) in een zin wordt gevolgd door le of les, dan wordt het samengevoegd tot één woord
de le > du (C'est l'entrée du collège)
de + les > des (C'est le chien des voisins)

Slide 14 - Tekstslide

À + bepaald lidwoord
Als het wordt gevolgd door la of l' dan blijft het de la of de l'
de + la = de + la (C'est la robe de la fille)
de + l' = de l' (C'est le jeu de l'enfant)

Of je de la, du, de l' of des gebruikt, hangt het dus af van het woordt dat erachter komt. Is het mannelijk? Is het vrouwelijk? Enkervoud of meervoud? 

Slide 15 - Tekstslide

je fais .......théatre (m)
A
de la
B
du
C
des

Slide 16 - Quizvraag

C'est la maison ....... voisins (mv)
A
de le
B
du
C
de la
D
des

Slide 17 - Quizvraag

Exercices
Faire ex 15 c - d, 16a, c, d- p :68-69-70
timer
5:00

Slide 18 - Tekstslide

wat : schrijf zinnen met behulp van het werkwoord en het zelfstandignaamwoord
hoe: maak zinnen met woorden die in de tabel zijn
 Tijd : 15min
Uitkomst : check de antwoorden met je buurman of buurvrouw
klaar: nakijken
Exercice 17 p : 70

Slide 19 - Tekstslide

Texte B : 

Slide 20 - Tekstslide

werk met het boek op blz : 
62-63-64
maken opdrachten : 8 - 9 - 10

Slide 21 - Tekstslide