dingen beschrijven

Om iets te beschrijven houd je deze punten aan:
1. c'est un/une .......................
2. c'est / il est grand... petit... rond... carré....
3. c'est en papier...carton...tissu... verre...métal....cuir
4. c'est noir...blanc...

5. c'est pour écouter/lire/manger/boire/écrire/s'habiller/payer....


1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

Onderdelen in deze les

Om iets te beschrijven houd je deze punten aan:
1. c'est un/une .......................
2. c'est / il est grand... petit... rond... carré....
3. c'est en papier...carton...tissu... verre...métal....cuir
4. c'est noir...blanc...

5. c'est pour écouter/lire/manger/boire/écrire/s'habiller/payer....


Slide 1 - Tekstslide

en cuir =
A
van stof
B
van steen
C
van glas
D
van leer

Slide 2 - Quizvraag

het is rechthoekig =
A
c'est rond
B
c'est carré
C
c'est triangulair
D
c'est rectangulaire

Slide 3 - Quizvraag

un 'badeend', c'est quoi?

Slide 4 - Woordweb

het is van stof
A
c'est en tissu
B
c'est en verre
C
c'est en métal
D
c'est en plastique

Slide 5 - Quizvraag

het is een dier=

Slide 6 - Woordweb

c'est un truc=
A
het is vierkant
B
het is driehoekig
C
het is een ding
D
het is om te koken

Slide 7 - Quizvraag

Qu'est-ce que tu vois?

Slide 8 - Open vraag

het is een dier en hij is erg klein=

Slide 9 - Open vraag

c'est un objet en tissu, c'est pour le collège et pour les stylos...
c'est un:
A
schooltas
B
drinkbeker
C
etui
D
placemat

Slide 10 - Quizvraag

C'est un animal tout petit, elle est grise.
Les chats jouent avec elle.
A
een mier
B
een muis
C
een vlinder
D
een mug

Slide 11 - Quizvraag

c'est une personne, une femme, elle porte une longue robe blanche et elle est très belle aujourd'hui
A
een bruid
B
een actrice
C
een danseres
D
een moeder

Slide 12 - Quizvraag

Qu'est-ce que tu vois?

Slide 13 - Open vraag

een koffiezetapparaat=

Slide 14 - Woordweb