Comparisons

Comparisons

1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Comparisons

Slide 1 - Tekstslide

A few tips for writing
  • Opzet brief
  • Hoofdletters en interpunctie
  • Leesbaarheid!
  • Woordspaties
  • I ALTIJD met hoofdletter - maakt niet uit waar in de zin het staat
  • Email moet in de PRESENT SIMPLE
  • Apostrof: its vs. it's / don't/doesn't 
  • You don't have football, you play football
  • beautiful, wonderful schrijf je met 1 l

Slide 2 - Tekstslide

Lesdoelen
Aan het einde van de les:
  • weet ik wat comparatives and superlatives (trappen van vergelijking) zijn.
  • weet ik wanneer ik ze moet gebruiken.
  • ken ik de spellingsregels.
  • kan ik de regels toepassen in een zin.

Slide 3 - Tekstslide

Welke Engelse vergelijkingen ken jij
(Bijv: big, bigger, biggest)

Slide 4 - Woordweb

Vergrotende + overtreffende trap
klein - kleiner - kleinst(e)
small - smaller - smallest

groot - groter - grootst(e)
big - bigger - biggest

aardig - aardiger - aardigst(e)
nice - nicer - nicest

Comparative +

Superlative

Slide 5 - Tekstslide

Let op woorden die eindigen op een medeklinker + Y! 

Slide 6 - Tekstslide

Vergrotende trap:
+ER

Vaak wordt het woord gevolgd door THAN

Frank is taller than Rob.

The boys are faster than us.


Overtreffende trap:
+EST

Altijd komt er voor het woord THE te staan

Rob is the tallest boy I know.

That is the fastest car ever.

Slide 7 - Tekstslide

2+ lettergrepen
Woorden van 2 lettergrepen of meer:
- Vergrotende trap: more 
- Overtreffende trap: most
expensive
more expensive
most expensive

Slide 8 - Tekstslide

Let op!
good - better - best

bad - worse - worst

far- further - furthest

little - less - least





Slide 9 - Tekstslide

Wat gebeurt er bij langere woorden van 2 of meer lettergrepen?

Slide 10 - Woordweb

Woorden van 2 of meer lettergrepen
krijgen GEEN -er of -est erna,
maar MORE of MOST ervoor!

I am smaller than Frank, but he is more intelligent than I am.

Jason is the sweetest baby I know, Jasmin is 
the most beautiful baby though.


Slide 11 - Tekstslide

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'yellow'
A
1
B
2
C
3

Slide 12 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'nice'
A
1
B
2
C
3

Slide 13 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'boring'
A
1
B
2
C
3

Slide 14 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'intelligent'
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 15 - Quizvraag

Hoeveel lettergrepen heeft het woord:
'popular'
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 16 - Quizvraag

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

This car is ___ than my brother's car.
A
safe
B
safer
C
the safest
D
more safe

Slide 19 - Quizvraag

Finding good football players is ______ ten years ago.
A
more difficult than
B
difficulter
C
the most difficult
D
difficultest

Slide 20 - Quizvraag

My sister's room is _____ mine.
A
big
B
bigger than
C
the biggest
D
more bigger than

Slide 21 - Quizvraag

Freddie Mercury was _____ singer ever .
A
great
B
greater than
C
the greatest
D
most great

Slide 22 - Quizvraag

The weather today is even ___
than yesterday.
A
badder
B
baddest
C
worse
D
worst

Slide 23 - Quizvraag

The English test was _________ the French test.
A
more easy
B
more easyer
C
the easiest
D
easier than

Slide 24 - Quizvraag

My dad is the ___ dad ever!
A
good
B
goodest
C
better
D
best

Slide 25 - Quizvraag

Degrees of comparison (trappen van vergeljiking)
1. Henk is _______ (short) than Kees.
2. Australia is _______(big) than England.
3. He thinks Chinese is the _____________(difficult) language in the world.
4. This is a _____________(interesting) book than the one I read last week.
5. Who is the ____________(rich) woman in the world?
6. Which is the______________(dangerous) animal in the zoo?
7. She was the _______________(clever) girl in class.
8. His house is _______________(beautiful) than her house.
9. Wow, you eat ___________(fast) than my dog.
10. They sing ___________(good) than I can remember.

Slide 26 - Tekstslide

Geef jezelf een cijfer: Ik snap de grammatica!
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10

Slide 27 - Poll

Homework
CH6! 

HA1: E (writing & grammar) ex 30,31,32,33,34

TH1:E (writing & grammar) ex 29,30,31,32

Slide 28 - Tekstslide