Thema faillissement

1 / 51
volgende
Slide 1: Link
NederlandsMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 51 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 90 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Link

Thema faillissement

Slide 2 - Tekstslide

Thema: Faillissement
De lessen Nederlands die ik de komende tijd verzorg, zijn verdeeld in 6 onderdelen:1. Lezen   2. Kijken en luisteren
3.gesprek 4. spreken 5. taalverzorging 6. schrijven.
We kiezen iedere keer een thema en gaan ons er dan in 6 stappen in verdiepen, met als doel om er een geïnformeerd verslagje van te kunnen maken.

Slide 3 - Tekstslide

jaarplanning toetsen
19 oktober:toets spelling
vanaf 1 november: presentatie voor een cijfer.
8 februari:toets lezen en luisteren
vanaf 4 maart:gesprekken voeren voor een cijfer.
19 juni:Slottoets:schrijven.

Slide 4 - Tekstslide

Artikel 


Lezen
https://www.volkskrant.nl/nieuws-achtergrond/rechter-geeft-big-bazar-geen-uitstel-voor-akkoord-met-schuldeisers-faillissement-komt-dichterbij~b8ab2c96/

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Slide 7 - Link

llutterman@novacollege.nl
Welke argumenten worden er gebruikt om het faillissement goed te praten?
Zet deze argumenten op een rijtje
Kunnen jullie nog meer argumenten verzinnen?
Wat is het nadeel van een faillissement?
Wat zijn de voordelen ervan?
Wat is de mening in jouw groepje?

Slide 8 - Tekstslide

Mondelinge presentatie 1e
Maximaal 4 minuten en minimaal 1 minuut een mondeling verslag van de discussie van vorige week binnen jouw groepje.
Probeer vooral je tekst(verbale communicatie) te ondersteunen met gebaren en mimiek (non-verbale communicatie).
Lees studiereader thema 1 hoofdstuk 5 +opdrachten 1 en 2

Slide 9 - Tekstslide

argumenten
faillessement valt niet goed te praten.
We hebben last gehad van de corona.
De oorlog in Oekraine.
Ik heb een kat in de zak gekocht.
De schuld is relatief laag.

Slide 10 - Tekstslide

Mondelinge presentatie 2e
Maximaal 4 minuten een mondeling verslag van de discussie van vorige week binnen jouw groepje.
Probeer te letten op de actieve spreekhouding en je stemgebruik. 
Lees studiereader thema 2 hoofdstuk 5 +opdrachten 1 en 3


Slide 11 - Tekstslide

llutterman@novacollege.nl
Maak een verslagje van de les volgens de theorie:
Let op inleiding, kern, conclusie,
Zet de argumenten op een rijtje.Wat weet ik nu van faillissementen.
Denk aan de spelling en denk vooral aan de samentrekkingen.
In het Nederlands mag je veel woorden samentrekken; zie bij  Hoofdstuk 3:taalverzorging.

Slide 12 - Tekstslide

Voortzetting
Voor de volgende keren wil ik dat jullie het thema bepalen.
Zet onder je verslagje welk thema je graag behandeld wil hebben. Het liefst een thema dat aansluit bij jullie dagelijkse praktijklessen.

Slide 13 - Tekstslide

HOOFDLETTERS

Slide 14 - Tekstslide

Schrijft met of zonder hoofdletters:
op maandag hebben wij nederlands van mevrouw hofland en op een donderdag in april is het koningsdag.

Slide 15 - Open vraag

dagen van de week
A
wel hoofdletter
B
geen hoofdletter

Slide 16 - Quizvraag

Wel of geen hoofdletter?
A
Leeuwarden
B
leeuwarden

Slide 17 - Quizvraag

'beste mevrouw vergeer'
In de bovenstaande zin moet/moeten...
A
1 hoofdletter
B
2 hoofdletters
C
3 hoofdletters
D
geen hoofdletters

Slide 18 - Quizvraag

LEESTEKENS 

- punten

- vraagtekens

- uitroeptekens

- komma's

Slide 19 - Tekstslide

Waarom gebruik je leestekens?

Slide 20 - Woordweb

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Tekstslide

PUNTEN 

- Aan het einde van een zin


Vandaag heb ik een hockeywedstrijd.

Morgen ga ik logeren bij mijn vriendin.

Slide 25 - Tekstslide

VRAAGTEKENS

- Na een vraag


Hoe lang duurt deze les nog?

'Neem jij koekjes mee voor bij de thee?' vroeg Meike.

Slide 26 - Tekstslide

UITROEPTEKENS 

- Om een bevel of waarschuwing aan te geven


Halt, of ik schiet!

Stop!

Kom hier!



Slide 27 - Tekstslide

!! KOMMA'S (2)

- Tussen de delen van een opsomming


Ik hou van verschillende smaken ijs: chocolade, vanille, bosvruchten en cookie&caramel.



Slide 28 - Tekstslide

!! KOMMA'S (3)

- Tussen twee persoonsvormen


Als ik naar huis fiets, heb ik tegenwind.



Slide 29 - Tekstslide

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

mieke heeft veel dieren kippen schapen en honden

Slide 30 - Open vraag

Schrijf over. Zet hoofdletters en leestekens waar dat moet.

ik blijf vandaag thuis omdat ik schoolziek ben

Slide 31 - Open vraag

Juist of onjuist:
Mercedes
A
Juist
B
Onjuist

Slide 32 - Quizvraag

Juist of onjuist:
Pieter Van Duinrade
A
Juist
B
Onjuist

Slide 33 - Quizvraag

Engelse ww tegenwoordige tijd
Ik zie Jim aan de overkant, hij ..... op straat
A
skat
B
skatet
C
skate

Slide 34 - Quizvraag

Nederlandse ww tegenwoordige tijd
De jongen ... een horloge in het zand.
A
vind
B
vint
C
vindt

Slide 35 - Quizvraag

Tegenwoordige tijd ww

... je broer deze vraag vandaag?
A
beantwoord
B
beantwoordt
C
beantwoort

Slide 36 - Quizvraag

ww tegenwoordige tijd

... je die film leuk?
A
vind
B
vindt
C
vint

Slide 37 - Quizvraag

tegenwoordige tijd Engels ww
Er is niks op de televisie, Eva .... naar een andere zender.
A
zappt
B
zapet
C
zapt

Slide 38 - Quizvraag

tegenwoordige tijd Engelse ww
John ... graag op zijn spelcomputer.
A
gamt
B
gamed
C
gamet

Slide 39 - Quizvraag

tegenwoordige tijd Engelse ww
Die jongen danst goed, hij ..... bij dansschool Evita.
A
breakdanct
B
breakdancd
C
breakdancet

Slide 40 - Quizvraag

verleden tijd Engelse ww
Gisteren .... hij de bestanden van zijn computer.
A
delete
B
deletete
C
delette

Slide 41 - Quizvraag

verleden tijd Engelse ww
Vorige week .... we in een mooi bos.
A
paintbalden
B
paintballden
C
paintbalde

Slide 42 - Quizvraag

verleden tijd Engelse ww
De jongen .... gisteren de bal naar zijn vriend
A
paste
B
paaste
C
passte

Slide 43 - Quizvraag

verleden tijd
Het meisje .... de jurk in de winkel.
A
pasde
B
paste
C
pastte

Slide 44 - Quizvraag

verleden tijd
In de vorige les ..... de student alle vragen.
A
beantwoordde
B
beantwoorde
C
beantwoorte

Slide 45 - Quizvraag

bijvoeglijk gebruik voltooid deelwoord
De correct ... vraag was erg moeilijk.
A
beantwoordde
B
beantwoorde
C
beantwoorden

Slide 46 - Quizvraag

bijvoeglijk gebruik voltooid deelwoord
Op de .... weg reden veel auto's.
A
verbrede
B
verbreedde
C
verbreede

Slide 47 - Quizvraag

voltooid deelwoord

Zij was erg ...
A
gestrest
B
gestresst
C
gestressd

Slide 48 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
Ik ben vorige week ....
A
verhuist
B
verhuisd
C
verhuisdt

Slide 49 - Quizvraag

Voltooid deelwoord
Zij heeft het aan mij .....
A
beloofd
B
belooft
C
beloven

Slide 50 - Quizvraag

Welke woorden zijn tegenwoordig deelwoorden?
De jongen heeft fluitend en zingend de pizza's rondgebracht.
A
fluitend, zingend, rondgebracht
B
fluitend, zingend
C
rondgebracht

Slide 51 - Quizvraag