Week 49 les 2

Week 49 les 2
Wat heb je nodig vandaag?
- pen
- boek
- device*


1 / 19
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

In deze les zitten 19 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Week 49 les 2
Wat heb je nodig vandaag?
- pen
- boek
- device*


Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tot de voorjaarsvakantie

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Doelen
Recap grammar I
Practice test

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal Verbs (hulpwerkwoorden)

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs (hulpwerkwoorden)
De belangrijkste hulpwerkwoorden in het Engels zijn:
  • Can (can you pass the salt, please?
  • Could (could you pass the salt, please?)
  • To be able to (I am able to do my work correctly.)
  • Should (should we go on holiday?)
  • To have to (I really have to do my homework)
  • Must (I really must do my homework or else my parents will get mad)



Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Modal verbs (hulpwerkwoorden)
Hulpwerkwoord
Ontkenning
Wanneer?
can
cannot / can't
could
could not / couldn't 
should
should not / shoudn't
must
must not / mustn't
to be able to
am not / isn't / wasn't able to
to have to
don't / doesn't / didn't have to

Slide 6 - Tekstslide

Zie ook bladzijde 236/237
Modal verbs (hulpwerkwoorden)
Hulpwerkwoord
Ontkenning
Wanneer?
can
cannot / can't
als je het hebt over mogelijkheden en vaardigheden / om een verzoek te doen / als je toestemming wilt vragen of geven. 
could
could not / couldn't 
als je iets beleefd wil vragen / als je het hebt over iets wat zou kunnen gebeuren / verleden tijd van can.
should
should not / shoudn't
advies
must
must not / mustn't
verplichting vanuit de spreker zelf. Vaak dus met 'I'. 
to be able to
am not / isn't / wasn't able to
vaardigheden en mogelijkheden/iemand is in staat iets te doen.
to have to
don't / doesn't / didn't have to
verplichting van iemand anders

Slide 7 - Tekstslide

Zie ook bladzijde 236/237

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

I ___ go now, or I'll miss my bus.
A
should
B
must
C
have to
D
have got to

Slide 9 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

I can't/couldn't swim.
A
can't
B
couldn't

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

We .................
win this game, otherwise we will lose the competition.
A
must/have to
B
can
C
could

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Fill in the gap.
"It's very loud in here, I ... hear you!"
A
can
B
could
C
can't

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Sorry, I ..... come to your party tonight. I ..... visit you tomorrow!
A
can/can't
B
can't/ couldn't
C
could/can
D
can't/can

Slide 13 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentences. Use should or shouldn’t.

I really think that you should / shouldn’t help Ellen. She can't do it alone!
A
Should
B
Shouldn't

Slide 14 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Complete the sentences. Use should or shouldn’t.

He should / shouldn’t go kayaking. He doesn’t like water.
A
Should
B
Shouldn't

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Wat betekent Should?
A
zou
B
zou moeten
C
zou kunnen
D
zullen

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Time to practise
  • Oefentoets via It's learning/ op papier
timer
30:00
Klaar?

Leren voor CH2
- Slim stampen
- Test yourself

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Homework
Study chapter 2

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Toetsen
30-11 leesvaardigheid
07-12 proefwerk chapter 2

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies