1. Examenvragen - kunst drama (23/24)

Kunst Drama
Herhalen begrippen
Oefenen examenvragen
1 / 38
volgende
Slide 1: Tekstslide
KunstMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 38 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

Onderdelen in deze les

Kunst Drama
Herhalen begrippen
Oefenen examenvragen

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Leerdoelen
  • Ik weet hoe een examenvraag eruit kan zien
  • Ik weet hoe ik een volledig antwoord geef op een examenvraag
  • Ik kan de juiste begrippen toepast op een examenvraag met een nieuw voorbeeld

Begrippen: Contrast, Kunstdisciplines, Absurd spel, Speelstijl, Absurd, Lichtontwerp, Theatervormgevingsmiddelen, Mise-en-scene, Theatervormen, Spelgegevens, Monoloog, Innerlijk conflict, Regisseur


Slide 3 - Tekstslide

Herhalen begrippen
Contrast
Kunstdisciplines
Absurd spel
Speelstijl
Absurd
Lichtontwerp
Theatervormgevingsmiddelen
Mise-en-scene
Theatervormen
Monoloog
Innerlijk conflict
Spelgegevens
Regisseur

Slide 4 - Tekstslide

Spelgegevens:
- Wie: Rol
- Waar: Ruimte/plaats
- Wanneer: Tijd
- Wat: Actie
- Waarom: Motief
(de 5W's)

Slide 5 - Tekstslide

Kunstdisciplines buiten theater

Kunstvormen buiten theater zijn:
  • literatuur
  • beeldende kunst
  • dans
  • muziek
  • film

Slide 6 - Tekstslide

Speelstijl
  • Realistisch spel
  • Absurd spel
  • Uitvergroot spelen / fysiek spel

Slide 7 - Tekstslide

Absurdisme
  • Ook wel anti-theater
  • Onlogische en irrationele aspecten van het leven worden benadrukt
  • Zinloosheid van het bestaan
  • Wachten op godot

Improvisatietheater
  • Verhaal, personages, dialogen worden ter plekke verzonnen

Slide 8 - Tekstslide

Lichtontwerp
Theater zonder licht is ondenkbaar. In het theater zitten we in een zaal die om te beginnen geheel is afgesloten van daglicht. Dan beginnen we ermee om het licht geheel uit te doen. Donker.

 

Het licht bepaalt hoe we de voorstelling zien en we hebben de volledige controle over alle aspecten ervan omdat we uitgaan van die in basis donkere zaal.

Slide 9 - Tekstslide

licht
geluid

Slide 10 - Tekstslide

Transformatie
Transformatie van:
Fysiek
mimiek
stem
= uitbeelden van een persoon
Ingeleefd = realistisch
Uitvergroot = karikaturaal



Slide 11 - Tekstslide

Theatervormgevingsmiddelen

  1. Decor 
  2. Rekwisieten (props)
  3. Kostuums 
  4. Kap en grime
  5. Licht
  6. Muziek (geluidseffecten)
  7. Geluid
  8. Projecties

Slide 12 - Tekstslide

Mise-en-scene
  • Mise-en-scene gaat ook over hoe de personages zich op de vloer bewegen en waar ze staan in het toneelbeeld. Hoe verhouden de personages zich tot elkaar? 

  • Tijdens het repeteren kun je experimenten met de mise-en-scene. Maak de opkomst en afgang van de personages niet te voor de hand liggend.

  • Mise-en-scene gaat over de vraag: waar plaats je wie op het toneel? 


Slide 13 - Tekstslide

Theaterdiscipline of -vorm
Bijvoorbeeld: Fysiek theater - jeugdtheater - musical - soap - cabaret/kleinkunst - poppentheater - muziektheater - danstheater - schimmenspel - objecttheater - teksttoneel - multimedia theater - locatietheater - improvisatietheater - etc. 


Slide 14 - Tekstslide

Schimmenspel
Een voorstelling waarbij een verhaal in beelden via schimmen wordt geprojecteerd op een doek. De schimmen worden gemaakt met behulp van (veelal) tweedimensionale) poppen en voorwerpen (klein schimmenspel) of met spelers en kostuums/masker (groot schimmenspel). Een lichtbron achter de spelers zorgt voor schaduwwerking.


Slide 15 - Tekstslide

Examenvragen Kunst Drama

1. Oefenen met examenvragen (2023-tv2)


Slide 16 - Tekstslide

Examenvragen 
Nu gaan we aan de slag met examenvragen 
De antwoorden vul je in op uitwerkbijlage

Ga naar: https://vo-oefenomgeving.facet.onl/facet-openbaar-portaal/
--> kunst --> mavo 2023 tijdvak 2 --> blok 1 (vr 1 t/m 14)



Slide 17 - Tekstslide

Bespreken examenvragen
Wat is je eerste indruk van maken examenvragen?
Wat vind je lastig?
Wat vind je makkelijk?
Waarover heb je nog vragen?

Slide 18 - Tekstslide

ANTW vr 1
maximumscore 1
drie van de volgende:
 zwarte figuren en witte figuren
 zwart-wit en kleur
 gezicht op T-shirt en gezicht (venus) op rok/lijf
 groot gezicht en klein gezicht
 gezicht op stof en gezicht (tatoeages) op de huid
 gesloten houding (van figuur op de rug gezien) en open
dansbewegingen (van figuren rondom)
 klassiek schilderij en moderne graffiti/tatoeagekunst
 lichte figuren en schaduwachtige figuren
 achterkant lijf en voorkant gezicht/lijf
 narren/clowns en duivels
 vleugel met veren (naast hoofd links) en vleugel skelet (naast hoofd
rechts)
 godin/blote vrouw en duivels
 witte achtergrond boven en zwarte achtergrond beneden
Opmerking
Alleen als drie contrasten juist zijn, 1 scorepunt toekennen.

Slide 19 - Tekstslide

ANTW vr 2
maximumscore 1
dans en muziek

Opmerking
Alleen als beide disciplines juist zijn, 1 scorepunt toekennen. 

Slide 20 - Tekstslide

ANTW vr 3
maximumscore 1

omdat sommige bewegingen niet uitgevoerd kunnen worden (fysiek
onmogelijk) / omdat twee mensen samen een zwaan zijn, maar de illusie
gewekt wordt dat het een lichaam is 

Slide 21 - Tekstslide

ANTW vr 4
maximumscore 3
• Het lichtplan moet de onderdelen lichtsterkte, lichtkleur, lichtrichting en
het effect op de palen/bomen bevatten 1
• Bij elk onderdeel worden de palen/bomen gebruikt 1
• Elk onderdeel van het lichtplan moet passen bij de witte wereld van de
prins 1
voorbeeldantwoord:
(lichtsterkte) Het felle licht schijnt op de palen/bomen.
(lichtkleur) Het witte licht schijnt op de palen/bomen.
(lichtrichting) Het licht schijnt van onderaf op de palen/bomen.
(effect op de palen/bomen) De palen/bomen lijken op oude / witte
pilaren/zuilen van het paleis.

Slide 22 - Tekstslide

ANTW vr 5
maximumscore 1
vier van de volgende:
 op en neer schurende beweging tegen boom
 buigt zijn benen
 schudden met zijn achterlijf/kont
 golfbeweging maken met zijn lijf
 kleine pasjes op zijn tenen maken
 armen strekken (alsof het vleugels zijn)
 handen vouwen / naar achteren steken (als vleugeltjes op de rug)
 met voeten op de grond vegen (als een boze zwaan)
 ellebogen gespreid hebben (alsof het vleugels zijn)
 met zijn bovenlichaam draaien (alsof er vleugels aan vast zitten).
 grote passen op de tenen maken
 hielen tegen kuiten houden
 nek van hoog naar laag bewegen
Opmerkingen
Alleen als vier bewegingen van transformatie juist zijn, 1 scorepunt
toekennen.
Een antwoord als ‘hij lijkt te vliegen’ is een interpretatie en mag niet goed
gerekend worden.

Slide 23 - Tekstslide

ANTW vr 6
overeenkomst in mise-en-scène (een van de volgende): 1
 In beide fragmenten vormen de zwanen een rijtje van vier.
 In beide fragmenten staan de zwanen midden op het podium.
 In beide fragmenten verplaatsen de zwanen zich zijwaarts.
verschil in mise-en-scène (een van de volgende): 1
 In fragment 1 gaan de zwanen het podium op en af, in fragment 2
blijven de zwanen op het podium.
 In fragment 1 wisselen de zwanen van plaats, in fragment 2 blijven
de zwanen als rij bewegen.
 In fragment 1 bewegen de zwanen kruislings, in fragment 2 blijven
de zwanen in de rij bewegen.
 In fragment 1 gaan de zwanen niet diagonaal naar voren, in
fragment 2 gaan de zwanen wel diagonaal naar voren.
 In fragment 1 verplaatsen de zwanen zich weinig over het podium,
in fragment 2 verplaatsen de zwanen zich veel over het podium.

Slide 24 - Tekstslide

ANTW vr 6
verschil in lichaamshouding (een van de volgende): 1
 In fragment 1 bewegen de zwanen los naast elkaar, in fragment 2
houden de zwanen elkaars handen vast.
 In fragment 1 hebben de zwanen een neerwaartse
lichaamshouding, in fragment 2 hebben de zwanen een opgerichte
lichaamshouding.
 In fragment 1 bewegen de zwanen hun armen en benen, in
fragment 2 bewegen de zwanen hun benen en tenen.
Kostuumonderdeel dat verschilt en waardoor beweging verandert:
In fragment 1 lopen de zwanen voornamelijk op blote, platte voeten, in
fragment 2 lopen de zwanen op hun tenen in balletschoenen/spitzen 1

Slide 25 - Tekstslide

ANTW vr 7
maximumscore 1
 kostuum De hofdames dragen hoedjes /
satijnen/kanten jurken / bontjasjes /
handschoenen / (parel)kettingen die naar
rijkdom verwijzen.
 rekwisiet Er staat een deftig (tinnen) servies op tafel
dat naar rijkdom verwijst. / Er staat een
deftige (tinnen) kandelaar op tafel die naar
rijkdom verwijst.
 decor Het tafelkleed is deftig gevouwen / heeft
draperieën. / Het hout van de stoelen is
gesneden. / Er staat een zeer grote tafel en
dat verwijst naar rijkdom.

Slide 26 - Tekstslide

ANTW vr 8
maximumscore 1
schimmenspel 

Slide 27 - Tekstslide

ANTW vr 9
maximumscore 1
drie van de volgende:
 Ze wordt uit een stoel weggeduwd.
 Ze buigen naar het oor van de zwarte zwaan.
 Een vrouw wuift in haar gezicht / duwt haar gezicht weg.
 Ze kijken van haar weg.
 Ze gaat op haar plaats / op een andere plaats zitten.
 Een vrouw schudt ‘nee’ met haar hoofd.
 Ze kijken de zwaan na als ze aan de kant gaat staan

Slide 28 - Tekstslide

ANTW vr 10
maximumscore 2
• De sfeer van de muziek verandert van treurig naar gemeen 1
• Die verandering hoor je in de muziek (een van de volgende): 1
 van zacht (via een fade-out) naar hard.
 van lage tonen naar hoge tonen.
 van een langzaam tempo naar een snel tempo.
 van melodisch naar ritmisch.
Opmerking
Alleen als een verandering in de muziek (van de ene situatie naar de
andere situatie) wordt beschreven, mag het antwoord goed gerekend
worden. 

Slide 29 - Tekstslide

ANTW vr 11
spelgegevens beschrijving
Wie de prins en de zwarte zwaan (en de witte zwaan)
Wat gevecht / stoeien / seks
Waar in het bos
Wanneer ’s nachts
Waarom omdat ze (eerst) niet toe willen geven verliefd te zijn op
elkaar / omdat hun verliefdheid heftig is / omdat de
prins de zwarte zwaan pest en/of de zwarte zwaan boos
is op de prins (omdat hij haar pest)

Slide 30 - Tekstslide

ANTW vr 12
maximumscore 4
• zes soorten vormgevingsmiddelen:
decor, rekwisieten/attributen, licht, geluid, grime, kostuum 1


 decor Het speelt nog steeds af in een donker bos.
 decor Ze wordt gedood op het werpbord.
 decor De veren in de lucht symboliseren haar eigen
veren: ze gaat dood.
 rekwisieten/
attributen
Ze wordt vastgemaakt met riemen.
 rekwisieten/
attributen
Het mes wordt naar haar gegooid.

attributen
De veren in de lucht symboliseren haar eigen
veren: ze gaat dood. 

Slide 31 - Tekstslide

ANTW vr 12
rekwisieten/
attributen
De veren in de lucht symboliseren haar eigen
veren: ze gaat dood.
 licht Er schijnt weinig licht op de bomen waardoor er
veel dramatische schaduwen zijn.
 licht Het licht schijnt op het werpbord en maakt het
gooien van het mes naar de witte zwaan
dreigend.
 geluid De muziek met trommels maakt het dramatisch
en opzwepend.
 kostuum De zwarte jas voor de prins en/of de hoge hoed
van de man lijken begrafeniskostuums.
indien vijf soorten vormgevingsmiddelen met uitleg 3
indien vier soorten vormgevingsmiddelen met uitleg 2
indien drie soorten vormgevingsmiddelen met uitleg 1
indien minder dan drie soorten vormgevingsmiddelen met uitleg 0

Slide 32 - Tekstslide

ANTW vr 13
maximumscore 2
• De tekst is in monoloogvorm geschreven, bestaat uit zes zinnen en
past bij de sterfscène 1
• Er wordt een innerlijk conflict beschreven 1
voorbeeldantwoord:
Help me!
Nee, ik wil niet dood, of wel?
Ach Dood, kom me maar halen, hij houdt van haar het meest.
Sst, niet vertellen waar ik ben!
Ik houd zoveel van hem en van haar, mijn evenbeeld.
Ik ga, ik ga met je mee. 

Slide 33 - Tekstslide

ANTW vr 14
maximumscore 1
fragment begrip uitleg
1 goochelen Je ziet een man met vuur uit zijn hoge hoed.
Dit lijkt een goocheltruc.
2 mime De mensen aan tafel laten door middel van
beweging (in plaats van tekst) zien dat ze niet
welkom is.
3 horror Als de zwarte zwaan achter de witte verschijnt,
weet je niet wat er gaat gebeuren. Dit is
spannend. / Je ziet mensen die bewegen als
spinnen / die samen een insect vormen / die
als wezens een mens insluiten.
Opmerkingen
Alleen als bij elk fragment het begrip en de uitleg juist zijn, 1 scorepunt
toekennen.
Een antwoord als ‘mime: de bewegingen laten zien dat de zwarte zwaan er
niet bij hoort’ is geen voldoende uitleg van mime en mag niet goed
gerekend worden. 

Slide 34 - Tekstslide

Maken examenvragen
Wat gaat al goed?
Wat vind je nog lastig?
Wat heb je geleerd van het maken van de examenvragen?

Slide 35 - Tekstslide

Noem 3 dingen op die je deze les hebt geleerd

Slide 36 - Open vraag

Stel 1 vraag over iets dat je niet zo goed hebt begrepen.

Slide 37 - Open vraag

Noem 1 ding op waar je meer over wilt weten

Slide 38 - Open vraag