- Je tekent in een bestaand assenstelsel punten uit een tabel.
- Je benoemt wat een stapgrootte is.
- Je kiest een geschikte stapgrootte op basis van de gegevens.
- Je verbindt punten in een grafiek met een vloeiende lijn.
- Je tekent bij een gegeven tabel de grafiek in een eigengemaakt assenstelsel.
- Je benoemt wanneer je een tabel of een grafiek nodig hebt bij het beantwoorden van een vraag.
- Je plaatst bij de assen de juiste eenheden en grootheden. gebruikt.
Je kiest uit een aantal grafieken de grafiek die bij een verhaal past.
Je gebruikt de woorden 'horizontale as' en 'verticale as' en je wijst in een grafiek de horizontale en verticale as aan.
Je legt de betekenis van een punt in een grafiek uit (omdat er betekenis aan de assen wordt gegeven).