In deze les zitten 35 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.
Lesduur is: 50 min
Onderdelen in deze les
5.2 waar haal je het geld vandaan?
Slide 1 - Tekstslide
Aan het eind van de les:
-Kun je de functie aangeven van een balans
-Kun je eigen vermogen uitleggen
-Kun je voorbeelden noemen van vreemd vermogen
Lesdoelen
Slide 2 - Tekstslide
Huiswerk bespreken
Opgave 8 & 9
Slide 3 - Tekstslide
Opgave 8
Slide 4 - Tekstslide
Opgave 8
Banksaldo
950
700
Kas
435
Liquide middelen: 2.735 bijgekomen - 2.450 afgegaan = 285 euro bijgekomen in 1,5 maand
Slide 5 - Tekstslide
Opgave 8
Banksaldo
950
700
Kas
435
?
Liquide middelen: 2.735 bijgekomen - 2.450 afgegaan = 285 euro bijgekomen in 1,5 maand. Dus bank + kas moet 285 zijn.
bank= 250 euro afgegaan
Kas= ?
Slide 6 - Tekstslide
Opgave 8
Banksaldo
950
700
Kas
435
970
Liquide middelen: 2.735 bijgekomen - 2.450 afgegaan = €285 bijgekomen in 1,5 maand. Dus bank + kas moet 285 zijn.
bank= 250 euro afgegaan
Kas= 285 + 250 = €535
Slide 7 - Tekstslide
Opgave 9 a
Activa
Passiva
Pand 123.000
Machine 20.000
Inventaris 1.500
Voorraad
sportartikelen 254.000
Debiteuren 245
Bank 25.600
Kas 2.300
Eigen vermogen 426.645
Totaal 426.645
426.645
Slide 8 - Tekstslide
Opgave 9b
Voorraad -140.000
Bank + 200.000
Bank - 50.000
Voorraad + 50.000
Bank - 1.500
Inventaris + 1.500
Slide 9 - Tekstslide
Opgave 9b
Voorraad -140.000 + 50.000 = - 90.000
Bank + 200.000 - 50.000 -1.500 = 148.500
Inventaris + 1.500 = 1.500
Slide 10 - Tekstslide
Opgave 9 a
Activa
Passiva
Pand 123.000
Machine 20.000
Inventaris 3.000
Voorraad
sportartikelen 164.000
Debiteuren 245
Bank 174.100
Kas 2.300
Eigen vermogen 486.645
Totaal 486.645
Totaal 486.645
Slide 11 - Tekstslide
Waar haalt een nv. of bv. zijn geld vandaan om een bedrijf op de starten
Slide 12 - Open vraag
Wat is dividend?
Slide 13 - Open vraag
Wat zijn crediteuren
A
Klanten die nog een rekening moeten betalen
B
Dat de eigenaar nog geld aan een leverancier moet betalen
Slide 14 - Quizvraag
Aan welke zijde staan de crediteuren
A
Debetzijde
B
creditzijde
Slide 15 - Quizvraag
Keuze
Voor jezelf in stilte aan de slag met de opgaven 12,13,14,15 & 16 Of Meedoen met de uitleg
Slide 16 - Tekstslide
Vreemd vermogen
Vreemd vermogen is een onderdeel van de Passiva.
Het vreemd vermogen staat aan de rechterkant van de balans.
Het vreemd vermogen kunnen we onderverdelen in:
- Lang vreemd vermogen > 1 jaar
- Kort vreemd vermogen < 1 jaar
Slide 17 - Tekstslide
Aandelen vermogen:
Eigen vermogen bij een NV of een BV
Aandeelhouders: Personen die een deel van een bedrijf bezitten
Slide 18 - Tekstslide
Check:
Wat is dividend?
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Video
Vervolg 5.2
Slide 21 - Tekstslide
wat zijn Debiteuren?
Slide 22 - Open vraag
Wat is dividend?
Slide 23 - Open vraag
Maken opdracht 11 t/m 16
Slide 24 - Tekstslide
Wat is vreemd vermogen?
Slide 25 - Open vraag
Bespreken opdracht 14 en 15
Slide 26 - Tekstslide
vraag 14 a
Er is maar een eigenaar die zijn geld in de onderneming steekt.
Slide 27 - Tekstslide
Vraag 14B
Bij een eenmanszaak is er een persoon die garant staat voor de schulden. De bank loopt in zo’n situatie meer risico.
Slide 28 - Tekstslide
Vraag 14c
A: nv: aandelenvermogen dat niet op naam staat.
B: eenmanszaak: 1 eigenaar met naam genoemd.
C: bv: aandelenvermogen dat op naam staat.
D: vof: meerdere eigenaren met naam genoemd.
Slide 29 - Tekstslide
Vraag 15a
In april is de waarde per aandeel 1,055 × € 12,92 = € 13,63.
Manouska heeft € 1.267,59 ÷ € 13,63 = 93 aandelen.
Slide 30 - Tekstslide
Vraag 15b
Omdat de winst laag is kan ING weinig geld aan de aandeelhouders uitkeren, omdat dit dividend ten koste van het eigen vermogen gaat. Door een te hoog dividend zou het eigen vermogen dalen.
Slide 31 - Tekstslide
Vraag 15c
0,011 × € 1.267,59 = € 13,94.
Slide 32 - Tekstslide
Solvabiliteit berekenen
De verhouding tussen eigen vermogen en het totaal vermogen noem je solvabiliteit
Formule = eigen vermogen : totaal vermogen x 100 %
Wanneer de solvabiliteit hoger is dan 50% dan kan de onderneming met het eigen vermogen alle schulden betalen
Slide 33 - Tekstslide
oefenopgave
Bereken aan de hand van onderstaande balans de solvabiliteit? e