RECAP UNIT 5

1 / 49
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

In deze les zitten 49 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 6 videos.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Video

Slide 3 - Tekstslide

Goals
  • You have learnt the vocab Unit 5 by heart.
  • You can use word order the correct way.
  • You know how to make negative & interrogative sentences, using the auxiliary (hulpww) DO.
  • You know how to form the past simple tense and you know how to use it. (regelmatige werkwoorden).
  • You know that there are irregular verbs (onregelmatige werkwoorden) and you know how to use the verbs BE, HAVE and DO in the past simple tense .

Slide 4 - Tekstslide

UNIT 5

Slide 5 - Tekstslide

VOCABULARY

Slide 6 - Tekstslide

to get together
A
samenbrengen
B
samenkomen
C
componeren
D
klagen over

Slide 7 - Quizvraag

to perform
A
valsspelen
B
dansen
C
zingen
D
optreden

Slide 8 - Quizvraag

blizzard
A
briesje
B
sneeuwstorm
C
hagel
D
gedicht

Slide 9 - Quizvraag

gieten
A
to draw
B
to sing
C
to pour
D
to geet

Slide 10 - Quizvraag

elleboog
A
elbow
B
underarm
C
knee
D
ellbow

Slide 11 - Quizvraag

muscle
A
mossel
B
schapenvlees
C
spier
D
orgaan

Slide 12 - Quizvraag

throat
A
geit
B
keel
C
breed
D
maag

Slide 13 - Quizvraag

oog
A
oy
B
eye
C
ear
D
aye

Slide 14 - Quizvraag

nauseous
A
neuzen
B
misselijk
C
gipsverband
D
hechtingen

Slide 15 - Quizvraag

grazed
A
geschoren
B
geboren
C
grijstinten
D
geschaafd

Slide 16 - Quizvraag

koorts
A
favour
B
flavour
C
fever
D
feyver

Slide 17 - Quizvraag

verpleegkundige
A
nourse
B
nurds
C
nurse
D
nerse

Slide 18 - Quizvraag

Slide 19 - Video

GRAMMAR

Slide 20 - Tekstslide

PAST SIMPLE

Slide 21 - Woordweb

Slide 22 - Tekstslide

What is the past simple of
TALK
A
talkked
B
taked
C
tolken
D
talked

Slide 23 - Quizvraag

What is the past simple of
MARRY
A
maryed
B
married
C
merryed
D
marries

Slide 24 - Quizvraag

What is the past simple of
PLAY
A
played
B
plaied
C
plaid
D
playd

Slide 25 - Quizvraag

Zet het volgende werkwoord
in de verleden tijd:
TICK

Slide 26 - Woordweb

Wat is de verleden tijd van:
LOCK

Slide 27 - Open vraag

WORD ORDER

Slide 28 - Woordweb

het hulpww DO
do/does/did + hele ww bij ontkennende en vragende zinnen waar maar 1 ww in de ja-zin staat.

Slide 29 - Tekstslide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Tekstslide

Instruction
Take a good look at the next clip. Remember all the irregular verbs that you heard during the clip. This is very important for the next assignment.

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Video

What irregular verbs
did you remember?

Slide 34 - Woordweb

THREE VERY IMPORTANT VERBS
BE
HAVE
DO
I
was
had
did
You
were
had
did
She/he/it
was
had
did
We
were
had
did
You
were
had
did
They
were
had
did

Slide 35 - Tekstslide

They look an awful lot like the Dutch words, don't they?
ZIJN
HEBBEN
DOEN
was
had
deed
waren
hadden
deden

Slide 36 - Tekstslide

What other irregular verbs
do you know?

Slide 37 - Woordweb

Vul de juiste vorm in:
Yesterday I .......... in Arnhem
(BE)

Slide 38 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
Last month I .......... a terrible toothache.
(HAVE)

Slide 39 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
He slept and she ......... the dishes. (DO)

Slide 40 - Open vraag

Vul de juiste vorm in:
I did not think you .......... that strong. (BE)

Slide 41 - Open vraag

Slide 42 - Tekstslide

Slide 43 - Link

In hoeverre beheers je de stof die vandaag is aangeboden?
(word order/past simple)
A
Ik beheers het nog niet.
B
Ik beheers het een beetje.
C
Ik beheers het redelijk.
D
Ik beheers het.

Slide 44 - Quizvraag

Hoe beoordeel je je eigen werkhouding
A
Mijn werkhouding was erg goed
B
Mijn werkhouding was okay
C
Mijn werkhouding was net niet genoeg
D
Mijn werkhouding was niet goed

Slide 45 - Quizvraag

Welke tip kun je mij nog
geven om de
lessen te verbeteren?

Slide 46 - Woordweb

Slide 47 - Video

Slide 48 - Tekstslide

Slide 49 - Video