Period 6 - ERK level B1 Prefixes and Suffixes

Prefixes and suffixes: say what?
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMBOStudiejaar 4

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 120 min

Onderdelen in deze les

Prefixes and suffixes: say what?

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Goal
Aan het eind van de les weet je:
- wat prefixes zijn,
- wat suffixes zijn,
- hoe prefixes en suffixes de betekenis van een woord veranderen.

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

On your desk
Laptop (closed)
Pen
Reading Reader page 13

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Prefix
Voorvoegsel
van een woord
dishonour
(eerverlies, schande)


Suffix
Achtervoegsel
van een woord
honourable
 (eerzaam)

Slide 4 - Tekstslide

Honour = eren.
befriend
unfriend

friends
friendly
friendless
friendliness

unfriendly
Friend

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

What prefix goes with

'supportive'
A
in
B
dis
C
un
D
ir

Slide 6 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Choose the correct prefix/suffix

...agree...
A
dis-
B
un-
C
-ible
D
-able

Slide 7 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies


Write down the opposite of the word: respect.

Slide 8 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Add a prefix.
Write down the opposite of the word: responsible.

Slide 9 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Add a prefix.
Write down the opposite of the word: patient.

Slide 10 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Add a prefix.
Write down the opposite of the word: legal.

Slide 11 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Add a suffix.
You have been very ____ (Help)

Slide 12 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Add a suffix.
You have been very ____ (Create)

Slide 13 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Prefixes
Meaning
before
again
not
not, opposite of
not, opposite of
not
wrong, bad
Prefix
Pre-
Re-
Un-
Dis-
Im-
Non-
Mis-
Example
premade
rewrite
unkind
dishonest
impolite
nonsense
misbehave

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffixes
Meaning
full of
without something
have qualities of
a person
makes a noun
belief, doctrine
adverb
Suffix
-ful
-less
-(i)ous
-er/-or
-(a/i)tion
-ism 
-ly

Example
beautiful
fearless
dangerous
teacher
creation
capitalism
quickly

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Suffixes used for grammar
-ed
-s
-ing


regelmatig werkwoord in de verleden tijd
SHIT rule bij werkwoorden
- ing vorm bij werkwoorden

Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Finish
Page 13-16

Done? Translate the ABCD options on page 15/16 in Dutch untill your entire group has finished. Then you can work on your presentation.

Slide 17 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Finish two parts in GPS.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies