Argumenten

Argumenten
en de onderlinge verschillen oefenen.
1 / 12
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 12 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Argumenten
en de onderlinge verschillen oefenen.

Slide 1 - Tekstslide

Hoera! Een nieuw klimaat.
(10) Het veranderende klimaat veroorzaakt heus niet alleen ellende, het biedt ook kansen. Het lijkt soms bijna een taboe om het onderwerp vanuit die invalshoek te bezien. In Nederland gaan gelukkig steeds meer stemmen op om de klimaatverandering niet uitsluitend als een continue dreiging te zien. Kort geleden bracht de VROM-raad een rapport uit met de titel ‘De hype voorbij’. Daarin wordt gepleit voor een omslag in het denken over het adaptatiebeleid. Adaptatie is het sleutelwoord: we moeten ons bij het maken van nieuwe plannen simpelweg aanpassen aan een veranderend klimaat. Uitsluitend ertegen strijden door bijvoorbeeld onze kooldioxide-uitstoot te verminderen is niet genoeg. Adaptatie is overigens geen capitulatie, oordeelde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid onlangs. “Aanpassing aan een veranderend klimaat vermindert of voorkomt latere schade. Dat is geen nederlaag, maar juist aantrekkelijk. De vruchten van de lokale inspanning worden immers ook lokaal genoten, terwijl dat bij emissiereductie3) slechts in zeer geringe mate het geval is.”

 

naar: Mark Traa, HP/De Tijd, 6 juli 2007

Slide 2 - Tekstslide

De auteur verwijst naar een rapport van de VROM-raad om zijn standpunt te ondersteunen.

Van welke soort argumentatie maakt hij gebruik?
A
feitelijk argument
B
ervaringsargument
C
gezagsargument
D
gewenst/ongewenst gevolg

Slide 3 - Quizvraag

Uitleg
Meneer de auteur verwijst naar het VROM-rapport en dat is gezaghebbend. 
Net zoals dat je naar een docent wiskunde verwijst als het om wiskunde gaat en een huisarts bij huidproblemen.

Slide 4 - Tekstslide

‘Versnelling lijkt zelfs een wezenskenmerk van de
moderne tijd te zijn.’ (regel 11-13)

Hoe wordt in alinea 2 deze bewering
onderbouwd?
A
op basis van vermoedens/ veronderstellingen
B
op basis van emoties
C
op basis van levensovertuiging/idealisme
D
op basis van feiten

Slide 5 - Quizvraag

Uitleg
De schrijver strooit met feiten in alinea 2. De juistheid ervan zul je vast wel ergens kunnen controleren. Hierom zijn het feiten.

Slide 6 - Tekstslide

Uitspraak: "Meneer Nas was veel te laat met deze LessonUps."

Argument: "Ja, zal wel te maken hebben met z'n verhuizingen enzo. Vermoedelijk heeft hij het te druk gehad of zo."

A
(on)gewenst gevolg
B
veronderstelling/vermoeden
C
vergelijksargument
D
moreel argument

Slide 7 - Quizvraag

Uitleg
Het is min of meer bekend dat je docent het persoonlijk wat druk had, de laatste tijd.


Slide 8 - Tekstslide

Uitspraak: "Meneer Nas was laat met deze LessonUp."

Argument: "Nu haal ik een onvoldoende, grrrr!!!"

A
(on)gewenst gevolg
B
veronderstelling/vermoeden
C
vergelijksargument
D
moreel argument

Slide 9 - Quizvraag

Uitleg
Het is een ongewenst gevolg dat je een onvoldoende haalt, omdat ik laat was met deze oefeningen.


:(
Hey, is dit niet ook gelijk een tekstverband?

Slide 10 - Tekstslide

Uitleg
oorzaak omdat je docent laat was met deze oefeningen.

gevolg  is het gevolg dat je nu een onvoldoende haalt

Slide 11 - Tekstslide

Nog een paar argumenten oefenen. 
Maak gebruik van de bijlagen.

Slide 12 - Tekstslide