Paul en Paula Hoofdstuk 7
1 / 17
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1. Wat zegt Paula?
A
Goedemorgen
B
Hoi
C
Ik heet Paula
Slide 2 - Quizvraag
Wat zegt de docent?
A
Goedemiddag
B
Hoi
C
Welkom!
Slide 3 - Quizvraag
Wat doet de docent?
A
Hij geeft een pen.
B
Hij geeft een hand.
C
Hij geeft een boek.
Slide 4 - Quizvraag
Wat doet Paula?
A
Ze gaat zitten.
B
Ze gaat lezen.
C
Ze gaat staan.
Slide 5 - Quizvraag
Wat doen de cursisten?
A
De cursisten praten.
B
De cursisten kijken.
C
De cursisten lezen een boek.
Slide 6 - Quizvraag
Waar of niet waar?
Sander is een cursist.
Sander is een cursist.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Sander zegt: 'Hoi'!'
A
waar
B
niet waar
Slide 8 - Quizvraag
Paula krijgt een boek.
A
waar
B
niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Paula doet het boek in haar tas.
A
waar
B
niet waar
Slide 10 - Quizvraag
De cursisten praten.
A
waar
B
niet waar
Slide 11 - Quizvraag
Paula gaat zitten.
A
waar
B
niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Typ het goede woord:
De docent is in de ....
De docent is in de ....
Slide 13 - Open vraag
Typ het goede woord:
De docent geeft Nedrelandse ...
De docent geeft Nedrelandse ...
Slide 14 - Open vraag
Typ het goede woord (2x)
Op deze ...... zijn veel .........
Op deze ...... zijn veel .........
Slide 15 - Open vraag
De ....... zit op een .....
Slide 16 - Open vraag
Kijk naar de tekst. Welke werkwoorden staan in de tekst?
