Leerdoel 2: Ontstaan en uitbreiding Romeinse rijk, Rome en Germanen en Romeinen

De Romeinen
  • Ontstaan en uitbreiding Romeinse rijk (legioen, castellum en limes)
  • Rome (opdracht 'Maak een reisfolder van Rome' week 51! -> Teams)
  • Germanen en Romeinen
Let op!
Volgende week laatste kans inleveren Eindopdracht: De Grieken.
De tijd van...
Grieken en Romeinen
LEZING 2
LEERDOEL 2
WERKDOELEN
1 / 29
volgende
Slide 1: Tekstslide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmbo b, k, tLeerjaar 1

In deze les zitten 29 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 20 min

Onderdelen in deze les

De Romeinen
  • Ontstaan en uitbreiding Romeinse rijk (legioen, castellum en limes)
  • Rome (opdracht 'Maak een reisfolder van Rome' week 51! -> Teams)
  • Germanen en Romeinen
Let op!
Volgende week laatste kans inleveren Eindopdracht: De Grieken.
De tijd van...
Grieken en Romeinen
LEZING 2
LEERDOEL 2
WERKDOELEN

Slide 1 - Tekstslide

De tijd van Grieken en Romeinen
(3000 v.C. tot 500 n.C.) 

Slide 2 - Tekstslide

Deze lezing...
  • Waarom was het Romeinse leger zo sterk?
  • Hoe leefde de mensen in en rondom de stad Rome leefden.
  • Wat betekende de veroveringen van de Romeinen voor de volken in West-Europa betekenden.

Slide 3 - Tekstslide

Het Romeinse Rijk

  • In 117 n.C. was het Romeinse Rijk op zijn grootst

  • Toen besloten de keizers om geen gebieden meer te veroveren.

  • Maar hoe is het Romeinse Rijk zo groot geworden, hoe verdedig je het en hoe was het leven in dit rijk?

(117 n. Chr.)

Slide 4 - Tekstslide

Romeinse leger
  • Beroepsleger (betaald door Rome).
  • Na 25 jaar trouwe dienst in het leger kreeg je een stuk grond om van te leven.
  • Groot leger: gemiddeld altijd 30 legioenen (= ongeveer 6000 soldaten). 

Slide 5 - Tekstslide

Onverslaanbaar leger!
Hoe komt het dat het Romeinse leger zo succesvol was?
  
  • Goed bewapend en getraind.
  • Goed georganiseerd.
  • Gemotiveerd: eer om te vechten voor Rome en verdeling van de oorlogsbuit onder de soldaten.
  • Overwonnen volken vochten erin mee. Er ontstonden bondgenootschappen met veel overwonnen volken.

Slide 6 - Tekstslide

Wegen voor het leger?
  • In hun hele rijk leggen de Romeinen verharde wegen aan. 
  • Hierdoor kon het Romeinse leger snel in alle uithoeken van het rijk zijn.
  • Ook handel wordt hierdoor makkelijker.

  • En inderdaad: alle wegen leiden écht naar Rome!

Slide 7 - Tekstslide

Limes en castellum
  • Om het rijk te beschermen werden er langs de grenzen forten gebouwd.
  • Tussen de forten lagen verharde wegen of rivieren.
  • Hierdoor kon het leger zich snel verplaatsen als de grens werd aangevallen.

  • De grenzen werden de limes genoemd.
  • De forten werden castellums genoemd.
Romeinen maken vaak gebruik van natuurlijke grenzen zoals: zeeën, rivieren, bergen en woestijnen.
Reconstructie van het castellum Leiden-Roomburg

Slide 8 - Tekstslide

De Romeinse samenleving
  • Het Romeinse Rijk is een agrarisch-stedelijke samenleving (de meeste mensen leven op het platteland, maar er zijn ook steden).

  • De stad Rome rond het jaar 100 n.C. ongeveer 1 miljoen mensen.  

  • De verschillen tussen de Romeinen zijn groot: slechts een klein aantal leeft in grote luxe, terwijl de meesten het zwaar hebben.

Slide 9 - Tekstslide

Romeinse 
samenleving
Proletariërs
Werkloze Romeinen, zonder bezit
Grootgrondbezitters
Rijke Romeinen met een groot landgoed.
Middenstand
Romeinen die een winkel hadden. 
Boeren
Romeinen die een eigen stuk land bezaten en dit zelf bewerkten
Vrijgelatenen
Voormalige slaven
Slaven
Mensen die in bezit waren van andere mensen.
De Romeinse samenleving is goed in te delen als een piramide: de mensen bovenaan in de piramide hebben het meest aanzien; de mensen onderaan het minst. 

Slide 10 - Tekstslide

Grootgrondbezitters
  • Rijke mensen zijn vaak grootgrondbezitters
  • Zijn nobiles, vaak bestuurders van Rome.

  • Meestal wonen ze in villa’s, omdat het in Rome vooral ’s zomers veel te warm, te vol en te vies is. 
  • Alleen voor politiek of voor zaken gaan ze naar de stad. 

  • Op hun landgoed verbouwen slaven graan, druiven en olijven.

Slide 11 - Tekstslide

Villa rustica
Het meeste werk rondom de villa werd gedaan door slaven.
Veel villa's hadden uitgebreide badruimten met vloerverwarming.
Er waren appartementen voor de villicus (de toezichthouder) en de actor (de boekhouder) en ook slaapvertrekken voor de slaven.
Een villa rustica bestond vaak uit verschillende gebouwen, zoals het woonhuis, de stallen en de voorraadschuren.
Dit is een villa rustica, een soort boerderij. Naast dit type villa, bestond er ook de villa urbana. 

Slide 12 - Tekstslide

Proletariërs
  • Proletariërs (of plebejers) zijn arme Romeinen die vrijwel niets hebben. 
  • Soms zijn zij boeren geweest die niet konden concurreren tegen de grote boerderijen. 
  • Komt van proles (kinderen): 'het enige dat zij hebben zijn hun kinderen.' 
  • Toch zijn ze erg belangrijk voor rijke Romeinen: ze mogen namelijk stemmen en kunnen rijke Romeinen machtig maken.
De huizen van proletariërs hadden geen eigen toiletten. Je moest dan naar dit soort openbare toiletten in Rome: gezellig met z'n allen roddelen terwijl je je behoeften doet. Echt schoon was het allemaal niet: uit recent onderzoek werd duidelijk dat het enorme bron van parasieten en infecties.
Privé-toiletten kwamen pas later, en alleen voor mensen die dat konden betalen. 

Slide 13 - Tekstslide

Insula 


De kamers bovenin een insula waren de slechtste kamers: hier woonden de proletariërs.
Hoewel er in sommige gebouwen stromend water was, moesten de bewoners van een insula het water vaak uit een fontein op straat halen.
Hoewel de meeste kamers in een insula klein en donker waren, was er wel verschil: de grotere kamers waren voor mensen met iets meer geld.
De meeste insulae hadden geen toiletten of keukens. Moest je naar de wc, dan ging je naar een openbaar toilet. En wilde je wat eten, dan ging je naar een thermopolium, een soort snackbar.
Dit is insula, een flatgebouw, ofwel 'woonkazerne' in Rome. De woningen werden gehuurd door de armere Romeinen. De meeste insulae waren 4 of 5 verdiepingen hoog. De bouwkwaliteit was niet best: bijna dagelijks waren er branden en instortingen.

Slide 14 - Tekstslide

Slaven
  • Slavernij was bij de Romeinen heel normaal. 

  • Slaaf werd je bijvoorbeeld omdat jouw land was veroverd, of omdat je de schulden niet kon betalen. 

  • Er waren veel slaven in Rome: van de miljoen inwoners waren ongeveer 400.000 slaven!
Twee jonge slaven. De linker draagt water en handdoeken; de rechter een mand met bloemen.

Slide 15 - Tekstslide

Verschillende slaven
  • Het werk dat slaven deden was heel verschillend: van zwaar werk in de mijnen, tot leraar voor de kinderen van Rijke Romeinen. 

  • Vooral Griekse slaven werden voor dat laatste veel gebruikt.

  • Je kon vaak niet zien of iemand slaaf was. Sterker nog: sommige slaven waren beter gekleed dan arme, vrije Romeinen!
Twee slavinnen helpen hun meesteres bij het opmaken.

Slide 16 - Tekstslide

Leven onder de Romeinen
  • De Romeinen laten de overwonnen volken vaak hun gebruiken en godsdienst houden. 
  • En zolang de volken belasting betalen (o.a. door soldaten voor de hulptroepen te leveren), zijn er weinig problemen: precies wat de Romeinen willen.
  • Wel moesten ze de Romeinse keizer en goden (Jupiter en Roma) verereren. 

Slide 17 - Tekstslide

Romanisering
  • Het contact tussen de mensen in deze streek en de Romeinen is intensief
  • Dat is ook niet zo vreemd: de Romeinen zijn hier ruim 400 jaar, en door handel en huwelijken worden gebruiken overgenomen.
  • Het overnemen van Romeinse gebruiken (taal, kleding, cultuur) heet romanisering

Slide 18 - Tekstslide

Romeinen in West-Europa
  • In alle landen die de Romeinen veroveren, bouwen ze Romeinse gebouwen, waarvan je er tegenwoordig nog steeds veel kunt bezoeken. 

Slide 19 - Tekstslide


  • Wat waren de limes?
A
Wat waren de limes?Huizen
B
Veldheren
C
Romeinse steden
D
Grenzen

Slide 20 - Quizvraag


  • Wat was het voordeel van de verharde wegen die de Romeinen door het hele rijk aanlegden? 
A
Bij regen bleven de wegen begaanbaar
B
Het leger kon zich gemakkelijk verplaatsen
C
Handelaren konden zich makkelijk verplaatsen
D
A, B en C zijn alle drie voordelen

Slide 21 - Quizvraag



  • Wat is de beste omschrijving van een agrarisch-stedelijke samenleving?
A
Samenleving waarin sommige mensen op het platteland leven en andere mensen in steden.
B
Samenleving waarin de meeste mensen in steden leven en een klein aantal op het platteland.
C
Samenleving waarin de meeste mensen op het platteland leven en een klein aantal in steden.
D
Samenleving waarin agrariërs (boeren) ook in de stad leven.

Slide 22 - Quizvraag


  • Hoe werden arme Romeinse burgers genoemd?
A
Slaven
B
Proletariërs
C
Nobiles
D
Grootgrondbezitters

Slide 23 - Quizvraag



  • Claudius, hij is rijk en bezit veel slaven.
    Claudius woont in een:
A
villa
B
insula
C
amfitheater

Slide 24 - Quizvraag




  • Julius, hij is een arme Romein van 41 jaar oud.
    Julius woont in een:
A
villa
B
insula
C
amfitheater

Slide 25 - Quizvraag


  • Wie hadden de macht in het Romeinse Rijk?
A
Nobiles
B
Proletaries

Slide 26 - Quizvraag


  • Welke uitspraak is juist?
A
De Nobiles hebben het meest aanzien
B
De vrije boeren hebben het meest aanzien
C
De proletariers staan het laagst in aanzien
D
Nobiles en proletariers vormen het bestuur

Slide 27 - Quizvraag


  • Het overnemen van de Romeinse cultuur noemen we romanisering!
A
Juist
B
Onjuist

Slide 28 - Quizvraag


  • Galliërs gingen latijn spreken.
    Dit is een voorbeeld van?
A
Pax Romana.
B
Romantisering.
C
Romanisering.
D
Kolonisatie.

Slide 29 - Quizvraag