onwk 4 les 5 stappenplan werkwoordspelling

1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Lopen wordt liep,
maar hopen niet hiep.
Laten wordt liet,
maar praten niet priet.
Stinken wordt stonk,
maar hinken niet honk.
Mogen wordt mocht,
maar drogen niet drocht.
Winnen wordt won,
maar pinnen niet pon.
Vallen wordt viel,
maar ballen niet biel.
Zitten wordt zat,
maar spitten niet spat.
Schenken wordt schonk,
maar denken niet donk.
Weten wordt wist,
maar meten niet mist.
Zullen wordt zou,
maar vullen niet vou.
Zwemmen wordt zwom,
maar klemmen niet klom.
Ja. Maar waarom?












Slide 2 - Tekstslide

Wat gaan we doen? 
-We leren een stappenplan waarmee we werkwoorden kunnen vervoegen.  

Slide 3 - Tekstslide

Aan het eind van de les weet ik...
-Begrijp ik hoe ik werkwoorden moet vervoegen in de tt en in de vt met behulp van het stappenplan. 

Slide 4 - Tekstslide

ZWAKKE WERKWOORDEN!!!
ten(mv)
zo niet: de-den(mv)

Slide 5 - Tekstslide




Hij (verbazen) zich 
over zijn mooie 
cijfer.
  
1. (zich) verbazen

2. hij ev

3. verbaas...

4. tt ev stam + t
verbaast








Zwakke werkwoorden!!!

Slide 6 - Tekstslide

1. John (wisselen) zijn euro's voor dollars. 
2. John (landen) vandaag op Schiphol.
3. John (landen) gisteren op Schiphol. 
4. Wij (landen) gisteren op Schiphol. 
5. Waarom (gebeuren) er niets? 
6. Waarom (gebeuren) er gisteren niets?
7. Waarom (zijn) er gisteren niets (gebeuren)?
8. Hij (leiden) vroeger een koor.
9. Hij (verbazen) zich over zijn mooie cijfer. 
10. Hij (verbazen) zich gisteren over zijn mooie cijfer. 

Slide 7 - Tekstslide



1. John (wisselen) zijn euro's voor dollars.

1. wisselen
2. John (ev)

3. wissel--


4. tt-stam + t = wisselt
Zwakke werkwoorden!!!

Slide 8 - Tekstslide

PersoonsVorm 

Ik wissel
jij wissel
zij wissel
het wissel
Wij wissel 
jullie wissel

vervoegen tt

-
t
t
t
en
en

Slide 9 - Tekstslide



2. John (landen)vandaag 
op Schiphol.

1. landen
2. John ev

3. land--

4. tt ev stam + t = landt



Zwakke werkwoorden!!!

Slide 10 - Tekstslide



3. John (landen) gisteren 
op Schiphol.

1. landen
2. John ev

3. land--

4. ---


5. vt ev stam + de
landde
Zwakke werkwoorden!!!

Slide 11 - Tekstslide



4. Wij (landen) gisteren 
op Schiphol.

1. landen
2. wij mv

3. land--

4. ---



5.. vt mv stam + den
landden

Slide 12 - Tekstslide

PersoonsVorm 
In de verleden tijd zetten we -te of -de achter de stam. 
                                                Ik land
          jij land
zij land
het land
wij land
jullie land

 
vervoegen vt


-de
-de
-de
-de
-den
-den

Slide 13 - Tekstslide



5. Waarom (gebeuren)
 er niets? 

1. gebeuren
2. er   ev

3. gebeur...


4. tt ev stam+ t
gebeurt




Slide 14 - Tekstslide



6. Waarom (gebeuren)
 er gisteren niets? 

1. gebeuren
2. er   ev

3. gebeur...


4. ---


5. vt ev stam + de
gebeurde

Slide 15 - Tekstslide



7. Waarom (zijn) er gisteren niets  (gebeuren)
1. zijn - gebeuren
zijn is een hulpww
2. er   ev

3. is


4. ---

5. vt, ik zie een hulpww, ga naar 6. 





6. is gebeurd (verlengproef gebeurde) 

Slide 16 - Tekstslide

8. Hij (leiden) vroeger een koor. 

1. leiden
2. Hij ev


3. leid...

4. ---


5. vt ev 
stam + te of de
leidde


Slide 17 - Tekstslide

Hij (verbazen) zich  over zijn mooie cijfer. 

1. verbazen
2. Hij ev

3. verbaas...


4. tt, stam + t =       verbaast

 


Slide 18 - Tekstslide

Hij (verbazen) zich gisteren over zijn mooie cijfer. 

1. verbazen
2. Hij ev

3. verbaas...


4. ---

5. vt ev 
stam + te of de Twijfel? 

verbazen: Z zit niet in 't ex kofschip dus: 
stam + de verbaasde

Slide 19 - Tekstslide

PersoonsVorm VT
      In de verleden tijd zetten we

Soms weet je niet of een woord op een -t of een -d eindigt. 
Ik leid (je hoort een t) 
Tip 1: Maak het werkwoord langer: leiden: dan hoor je duidelijk een D.  

                                                
   
 

-te of -de achter de stam. 

Slide 20 - Tekstslide

PersoonsVorm VT
      In de verleden tijd zetten we

Soms weet je niet of een woord op een -t of een -d eindigt. 
Tip 2: Je kan dan ook 't ex kofschip gebruiken. 

                                                
   
 

-te of -de achter de stam. 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

PersoonsVorm vt
t'ex kofschip

Kijk naar het hele werkwoord. 
Boffen: Haal -en eraf.
Als de laatste letter een t,x,k,f,s,c,h,p is, komt er een T achter het werkwoord. 




boffen: Ik bofte: Ik heb geboft
juichen: Ik juichte: Ik heb gejuicht
dubben: Ik dubde: Ik heb gedubd
verbazen: Ik verbaasde me: Ik heb me verbaasd

Slide 23 - Tekstslide

Hij (boffen vt) maar met zo'n mooie fiets. 





Slide 24 - Tekstslide

Hij (boffen vt) maar met zo'n mooie fiets. 

1. boffen
2. Hij ev

3. bof...

4. ---


5. vt ev 
stam + te of de
leidde
boffen de F zit in 
't ex kofschip
bofte

Slide 25 - Tekstslide

PersoonsVorm VT

In de VT zijn er zwakke werkwoorden: 
In de VT zijn er sterke werkwoorden:
      



                                                
   
 


Zwakke werkwoorden worden geholpen door -te of -de
Sterke werkwoorden hebben geen hulp nodig. 
Ik word. Ik werd.
Ik ben. Ik was.
Ik blaas. Ik blies. 
Sterke werkwoorden moet je uit je hoofd leren. 

Slide 26 - Tekstslide

Zwakke en sterke ww

Slide 27 - Tekstslide

Verleden tijd; Sterke Werkwoorden. Werkwoorden veranderen in zichzelf.

Ik    word           -Ik werd, jij werd, hij werd, wij werden, zij werden enz.
Ik    zing             -Ik zong
Ik    loop             -Ik liep
Het bederft       -Het bedierf
Ik    laat              -Ik liet
Ik    bid               -Ik bad
Ik    blaas           - Ik blies
Ik    moet           - Ik moest
Ik    kan              - Ik kon

Slide 28 - Tekstslide

Wat is een samengestelde zin?

Slide 29 - Tekstslide

Wat is een samengestelde zin?
Gisteren (fietsen) de man van Haarlem naar Amsterdam, terwijl het (plensen) van de regen. 

Je moet nu twee persoonsvormen vervoegen. 

Slide 30 - Tekstslide

Gisteren (fietsen) de man 
van Haarlem naar Amsterdam, 
terwijl het (plensen) van de regen. 
            1. fietsen en plensen
            2. de man ev  + het ev

    
            3. fiets...
                plen...
           4.---


            5. vt  ev fietste

                vt   ev plenste

             plensen S zit in                                 't ex kofschip        




Let op! Twee zinnen in één zin. 

Slide 31 - Tekstslide


De krant (vermelden) gisteren dat er iets raars was (gebeuren). 
1. vermelden, gebeuren
2. de krant ev  + er ev

3. pv= vermeld... 
    pv = was    

4. ---

5. vt ev 
stam + de = vermeldde




6. gebeurd (e) 


Let op! Twee zinnen in één zin. 

Slide 32 - Tekstslide

Slide 33 - Tekstslide

Aan het eind van de les weet ik...
-Begrijp ik hoe ik werkwoorden moet vervoegen in de tt en in de vt met behulp van het stappenplan. 

Slide 34 - Tekstslide

Slide 35 - Tekstslide