rekenen
1 / 21
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
1 op 10, hoeveel procent is dat?
A
1%
B
50%
C
10%
D
100%
Slide 2 - Quizvraag
Schrijf 4/8 als een vereenvoudigde breuk
A
1/2
B
4/4
C
1/4
D
3/4
Slide 3 - Quizvraag
Schrijf 1/8 als kommagetal
A
0,8
B
0,8888
C
0,125
D
0,2
Slide 4 - Quizvraag
0,6: welk percentage hoort hierbij?
A
6%
B
0,6%
C
16%
D
60%
Slide 5 - Quizvraag
0,25 als breuk is?
A
1/2
B
1/5
C
1/3
D
1/4
Slide 6 - Quizvraag
Hoeveel procent is 1/1?
A
100%
B
1%
C
50%
D
10%
Slide 7 - Quizvraag
Schrijf 23% als kommagetal
A
2,3
B
0,2
C
0,023
D
0,23
Slide 8 - Quizvraag
Wat is 50% van 200?
A
50
B
100
C
150
D
200
Slide 9 - Quizvraag
Welk kommagetal hoort bij 1/6?
A
0,143
B
0,167
C
0,125
D
0,2
Slide 10 - Quizvraag
Hoe schrijf je 0,2 als percentage?
A
20%
B
0,02%
C
2%
D
200%
Slide 11 - Quizvraag
WAAR of NIET WAAR: 1/3 is 30%
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
WAAR of NIET WAAR: 6/8 is gelijk aan 75%
A
Waar
B
Niet waar
Slide 13 - Quizvraag
1 van de 20: hoe schrijf je dat als percentage?
A
20%
B
5%
C
10%
D
25%
Slide 14 - Quizvraag
5 van de 20: hoe schrijf je dat als kommagetal?
A
0,25
B
0,15
C
0,20
D
0,5
Slide 15 - Quizvraag
WAAR of NIET WAAR: 0,5 is gelijk als 50%
A
Waar
B
Niet waar
Slide 16 - Quizvraag
Welke breuk is 2/8?
A
B
C
Slide 17 - Quizvraag
Welke breuk hoort bij het kommagetal 0,111?
A
1/8
B
1/7
C
1/6
D
1/9
Slide 18 - Quizvraag
Wat is het kommagetal van 2/3?
A
0,6
B
0,66
C
0,60
D
0,33
Slide 19 - Quizvraag
Welke 2 breuken passen bij 25%?
A
1/8
B
2/8
C
1/4
D
2/4
