H3, Spelling + lezen

Welkom H3C!




Telefoon in de telefoontas?
Leesboek, boek en schrift op tafel?
Tas op de grond?
1 / 35
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 35 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Welkom H3C!




Telefoon in de telefoontas?
Leesboek, boek en schrift op tafel?
Tas op de grond?

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we vandaag doen?
- Lezen in leesboek
- Woorden korter schrijven
- Aan de slag!

Slide 2 - Tekstslide

                               

                          Lekker lezen!

Slide 3 - Tekstslide

Woorden korter schrijven
Jullie schrijven regelmatig woorden korter, zoals gwn of sws. Voor sommige afkortingen zijn er regels. 

We gaan een video kijken over woorden die korter worden geschreven. 



Slide 4 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opdracht 1 t/m 3, 5 en 6 (blz. 136-138)
Hoe? Je mag overleggen met je buurman/buurvrouw, mits dit
rustig verloopt
Tijd? Dit is huiswerk voor maandag
Klaar? Ga leren voor een ander vak!
timer
15:00

Slide 5 - Tekstslide

Getallen
Getallen schrijf je soms in letters en soms in cijfers. 

Je gebruikt letters ..
- voor hele getallen één tot en met twintig: vier en dertien
- bij tientallen tot honderd: vijftig en zeventig
- bij honderdtallen tot duizend: achthonderd
- bij duizendtallen tot tienduizend: zesduizend
- voor de getallen honderdduizend, miljoen, miljard en biljoen: vijf miljard, negenhonderdduizend
- voor de rangtelwoorden van de hierboven genoemde getallen: twaalfde, zeventigste, vier miljoenste

Slide 6 - Tekstslide

Getallen
Je gebruikt cijfers 

- Bij getallen boven de twintig: 88 miljoen, 34e editie, 28 
- Voor maten, gewichten, data, exacte tijdstippen e.d.: 7 meter, 19 kilo, 30 januari. 

Let op: Bij tijden gebruik je bijvoorbeeld 14:00 uur, tenzij het gaat om de duur van iets (bijvoorbeeld het duurt nog 8 uur voordat de wedstrijd begint). 


Slide 7 - Tekstslide

Getallen
Let op!. Nederlands zou Nederlands niet zijn, als er altijd uitzonderingen zijn!

Schrijf breuken los: 1/4 = een vierde, 3/8 drie achtste.
- Behalve in samenstelling: tweekwartsmaat
Cijfers hebben de voorkeur als het anders een rare mix van woorden en cijfers zou worden: Van de 150 kamerleden stemden er 11 voor, 137 tegen en 2 blanco. 
!! Behalve als de de getallen betrekking hebben op iets anders. Bijvoorbeeld: Van de twee voorstellen, stemden van de 150 kamerleden 11 tegen en 139 voor. 
- Voor grote ronde getallen combineer je cijfers en letters. (22 duizend inwoners)
- Bij klinkerbotsing krijgen getallen in letters een trema. (Drieënhalf)

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 1 (blz. 103)

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2 (blz. 103)

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 3 (blz. 103)

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4 (blz. 103)

Slide 12 - Tekstslide

Leestoets bespreken
1. Ik benoem het juiste antwoord en het aantal punten
2. Je controleert je eigen antwoord en hoe dit is nagekeken
3. Als iets niet klopt, zet je met potlood een vraagteken erbij
4. Je stelt tijdens het bespreken geen vragen over jouw antwoord
5. Aan het eind van de bespreking kan je met je vraag naar me toekomen. 

Slide 13 - Tekstslide

Keuze 1: Spelling

Wat? Lees de theorie op blz. 102 over getallen. Maak daarbij opdracht 1 t/m 4

Klaar? Maak alvast opdracht 6 (blz. 104)

Huiswerk: Ja, voor vrijdag het 
Keuze 2: Interview

Wat? Werk je interview verder uit op een laptop


Klaar? Ga dan aan de slag met keuze 1

Slide 14 - Tekstslide

1. Voorbereiden​
Wat doe je?​


  • Onderwerp vaststellen​
  • Bepaal deelonderwerpen​
  • Bedenk open/gesloten vragen​
  • Vraag naar feiten en meningen.​
  • Zet de vragen op papier/type op Chromebook





Slide 15 - Tekstslide

1. Voorbereiden​
Wat zijn open vragen?​
  • - Iemand kan uitgebreid antwoord geven.​
Wat zijn gesloten vragen?​
  • - Iemand kan alleen met ja of nee antwoord geven.​
Hoe vraag je naar feiten?​
  • - Je kunt de antwoorden controleren. Hoe oud ben je?​
Hoe vraag je naar meningen?​
  • - Iemand vertelt zijn mening. Wat vind je van het vak Nederlands?











Slide 16 - Tekstslide

2. Het interview afnemen (je hoeft het niet te filmen)​
  • Inleiding: waarom houd je het interview?​
  • Vragen stellen: feiten? Meningen? Beide?​
  • Steekwoorden noteren​
  • ‘Doorvragen’​
  • Voorbeelden​
  • Vervolgvragen​
  • Controlevragen​
  • Controleer je aantekeningen en bewaar ze

Slide 17 - Tekstslide

Eindopdracht (voor een cijfer)
Doel:​

Persoon met interessant beroep interviewen​
​- Hoe zorg je ervoor dat het een interessant, leuk, grappig, bijzonder interview wordt?


Hoe?​
  • Interview voorbereiden ​
  • Interviews houden​
  • Eerste versie door klasgenoot laten beoordelen​
  • Uitwerken tot eindversie 






Slide 18 - Tekstslide

En nu...
Zie beoordelingsformulier voor de criteria​







​Deze les: ​
- Wie ga ik interviewen?​
- Interview voorbereiden (bedenk een onderwerp en bedenk alvast een aantal open en gesloten vragen) ​

Je levert in:​
  • Voorbereiding (de vragen die je hebt bedacht, deelonderwerpen, feiten/meningen etc.)​
  • Eerste versie interview​
  • Feedback klasgenoot​
  • Eindversie interview









Slide 19 - Tekstslide

Huiswerk bespreken

- Kijk met een andere kleur pen na
- Verbeter indien nodig
- Zet een krul als je het goed hebt



Slide 20 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
In groepjes artikelen bestuderen en uitwerken op A3. 

Met als doel: artikelen vergelijken, lastige woorden eruit halen, signaalwoorden herkennen, argumenten herkennen, eigen mening vormen, samenwerken. 



Slide 21 - Tekstslide

Dit gaan we doen!
  • Op A3-poster:
  • Zelf verzonnen titel
  • (Delen van) de teksten
  • Verschillen tussen de teksten
  • Kolom met lastige woorden + betekenis
  • Kolom met voor- en tegenargumenten
  • Welke structuur herken je in de tekst? 
  • Signaalwoorden gemarkeerd
  • Eventuele illustraties
Welke rollen kan je toekennen binnen je groepje? Uiteindelijk is het de bedoeling dat jullie het kort gaan presenteren. Over de precieze uitwerking... Denk ik nog na! 



Slide 22 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
Een tekst is standaard opgebouwd uit drie onderdelen.

1. Inleiding
2. Middenstuk 
3. Slot

De inhoud van die drie delen kan verschillen, maar er zijn wel bepaalde structuren die je erin kunt herkennen. Schrijvers gebruiken namelijk vaak dezelfde opbouw. 

Slide 23 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
probleem-oplossingsstructuur
1. Inleiding: hierin wordt het probleem genoemd
2. Middenstuk: hierin komen de gevolgen, oorzaken en oplossingen van het probleem naar voren
3. Slot: hierin wordt de beste oplossing vermeld. 


Slide 24 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
1. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen achterstanden hebben op het gebied van Nederlands. 

2. Door deze achterstanden presteren ze ondermaats op hun vervolgopleidingen. Uit het onderzoek is gebleken dat door corona de achterstanden zijn opgelopen. Met behulp van extra bijlessen en meer focus op Nederlands in de vaklessen, hoopt de minister dat de taalvaardigheid zal verbeteren.
  
3. Al met al kunnen we zeggen dat Nederlands enorm belangrijk is. Door taalrijk onderwijs aan te bieden, zal het Nederlands van de meeste leerlingen verbeteren. 

Slide 25 - Tekstslide

Weet je nog...?
Het verschil tussen hoofd- en bijzaken?
Hoofdzaken zijn belangrijk, bijzaken zijn minder belangrijk
Wat een kernzin is?
De belangrijkste zin van een alinea
De verschillende tekstverbanden?
Chronologisch, concluderend, doel-middel, oorzakelijk, redengevend, samenvattend, toelichtend, vergelijkend

Slide 26 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalworoden (blz. 225)
7 tekstverbanden

1. Chronologisch verband (vroeger, later, eerst, vervolgens, daarna, nadat) 
2. Concluderend verband (dus, daarom, dat houdt in, kortom, al met al)
3. Doel-middelverband (waarmee, daarmee, met dat doel, het doel is, door middel van)
4. Oorzakelijk verband (daardoor, hierdoor, doordat, zodat, waardoor) 

Slide 27 - Tekstslide

Tekstverbanden en signaalworoden (blz. 225)
5. Redengevend verband (daarom, want, omdat) 
6. Samenvattend verband (kortom, samengevat, met andere woorden) 
7. Toelichtend verband (zo, zoals, bijvoorbeeld, als) 

Deze kenden jullie al verrrrr daarvoor:
Opsommend verband (en, ook, verder, bovendien, daarnaast) 
Tegenstellend verband (maar, daarentegen, echter, integendeel) 



Slide 28 - Tekstslide

Aan de slag!

Wat? Maak opdracht 1 en 2  (blz. 255-257) 
Hoe? Je mag overleggen met je buurman/buurvrouw
Tijd? Dit is huiswerk voor vrijdag
Klaar? Maak opdracht 1 (blz. 12)
timer
15:00

Slide 29 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
Een tekst is standaard opgebouwd uit drie onderdelen.

1. Inleiding
2. Middenstuk 
3. Slot

De inhoud van die drie delen kan verschillen, maar er zijn wel bepaalde structuren die je erin kunt herkennen. Schrijvers gebruiken namelijk vaak dezelfde opbouw. 

Slide 30 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
probleem-oplossingsstructuur
1. Inleiding: hierin wordt het probleem genoemd
2. Middenstuk: hierin komen de gevolgen, oorzaken en oplossingen van het probleem naar voren
3. Slot: hierin wordt de beste oplossing vermeld. 


Slide 31 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
1. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen achterstanden hebben op het gebied van Nederlands. 
2. Door deze achterstanden presteren ze ondermaats op hun vervolgopleidingen. Uit het onderzoek is gebleken dat door corona de achterstanden zijn opgelopen. Met behulp van extra bijlessen en meer focus op Nederlands in de vaklessen, hopen de ministers dat de taalvaardigheid zal verbeteren.  
3. Al met al kunnen we zeggen dat Nederlands enorm belangrijk is. Door taalrijk onderwijs aan te bieden, zal het Nederlands van de meeste leerlingen verbeteren. 

Slide 32 - Tekstslide

Vaste tekststructuren (blz. 12)
1. Uit onderzoek is gebleken dat leerlingen achterstanden hebben op het gebied van Nederlands. 
2. Door deze achterstanden presteren ze ondermaats op hun vervolgopleidingen. Uit het onderzoek is gebleken dat door corona de achterstanden zijn opgelopen. Met behulp van extra bijlessen en meer focus op Nederlands in de vaklessen, hopen de ministers dat de taalvaardigheid zal verbeteren.  
3. Al met al kunnen we zeggen dat Nederlands enorm belangrijk is. Door taalrijk onderwijs aan te bieden, zal het Nederlands van de meeste leerlingen verbeteren. 

Slide 33 - Tekstslide

H3, Lezen H1 tekststructuren

Slide 34 - Tekstslide

Interview voorbereiden
Deze week ga je een interview afnemen. 

Wat gaan we vandaag doen?
- Beoordelingsformulier doornemen
- Voorbeeld interview 
- Vaststellen​(deel-)onderwerp;​
- Bedenk vragen;​
- Noteer je vragen:​
- Open/gesloten;
- Feiten/ meningen.





Slide 35 - Tekstslide