Repetir Hay, Estar, Ser

Buenos días
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Buenos días

Slide 1 - Tekstslide

herhalen hay, ser estar

Slide 2 - Tekstslide

hay, ser en estar
HAY betekent: er is, er zijn
SER en ESTAR betekenen: zijn
Hoe weet je nu wat je moet gebruiken?

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide




yo (ik)
tú (jij)
él, ella, usted (hij, zij, u)

nosotros, nosotras (wij)
vosotros, vosotras (jullie)
ellos, ellas,ustedes (zij)
SER (zijn)
persoonsvormen

soy (ik ben)
eres (jij bent)
es (hij, zij is/ u bent)(ev)

somos (wij zijn)
sois (jullie zijn)
son ( zij zijn, u bent) (mv)
vervoeging

Slide 5 - Tekstslide

Het onregelmatige werkwoord estar (=zijn)

yo
él/ella/usted
nosotros/as
vosotros/as
ellos/ellas/ustedes
onregelmatige werkwoorden wijken af van de regels. 

estoy
estás
está
estamos
estáis
están

Slide 6 - Tekstslide

SER
  • naam: Soy José.
  • Afkomst: Somos de Holanda.
  • nationaliteit: Es español.
  • beroep: Mi padre es profesor.
ESTAR
  • Om aan te geven waar iets zich bevindt. In het Nederlands: het ligt/het staat...
  1. Los libros están en la mesa.
  2. Madrid está en España.

Slide 7 - Tekstslide

Verschil Hay, ser en estar

Slide 8 - Tekstslide

1. Mañana …………. una fiesta en la casa de Juan.
A
es
B
hay
C
está

Slide 9 - Quizvraag

2. El coche de Diego ……………… blanco.
A
es
B
hay
C
está

Slide 10 - Quizvraag

3. En el vestíbulo …………….. dos sillas.
A
es
B
hay
C
está

Slide 11 - Quizvraag

4. Sinterklaas ……………. una fiesta típica holandesa.
A
es
B
hay
C
está

Slide 12 - Quizvraag

5. Las flores ……………… en el jarrón encima de la mesa.
A
son
B
hay
C
están

Slide 13 - Quizvraag

6. vul een vorm van hay/ser/estar in:
¿Dónde ........... un hospital aquí?

Slide 14 - Open vraag

7. Sharon, Berber, Brenda, Suzanne y Yimmy ………………. profesores de español.

Slide 15 - Open vraag

8. Los nietos (=kleinkinderen) de Alvaro ………………. en la universidad.

Slide 16 - Open vraag

9. Al lado de la Plaza Grande ……………… el hospital.

Slide 17 - Open vraag

10. En el jardín …………….. un árbol (=boom).

Slide 18 - Open vraag

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Woordweb

Slide 20 - Tekstslide