V5 - Futur - Conditionnel

1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Let op: als een werkwoord op -re eindigt: dan moet de e eerst weggehaald worden!

Slide 6 - Tekstslide

Le conditionnel 
"je voudrais une baguette s'il vous plaît"
Ik zou graag een stokbrood willen, alstublieft.

  • De conditionnel gebruik je om te vertellen wat je zou doen/willen.

  • Het is ook een beleefdheidsvorm (ik zou graag... )

Slide 7 - Tekstslide

je donnerais
tu donnerais
il donnerait, elle donnerait
on donnerait
nous donnerions
vous donneriez
ils donneraient, 
elles donneraient 
ik zou geven
jij zou geven
hij zou geven, zij zou geven
wij zouden geven, men zou geven
wij zouden geven
jullie zouden geven, u zou geven
zij zouden geven

Slide 8 - Tekstslide

Onregelmatige stammen 1
In de Futur Simple en Conditionnel zijn onregelmatig: 
  • avoir             j'aurai, j'aurais etc.                        ik zou/zal hebben
  • être               je serai, je serais etc.                 ik zal/zou zijn
  • aller              j'irai, j' irais,  etc.                              ik zal/zou gaan
  • faire             je ferai, je ferais  etc.                     ik zal/zou maken
  • pouvoir      je pourrai, je pourrais, etc.          ik zal/zou kunnen
  • vouloir       je voudrai, je voudrais, etc.          ik zal/zou willen

Slide 9 - Tekstslide

Onregelmatige stammen 2
In de Futur Simple en Conditionnel zijn onregelmatig: 
  • savoir            je saurai, j'saurais etc.                        
  • voir               je verrai, je verrais etc.                 
  • devoir             je devrai, j' devrais,  etc.                               
  • venir            je viendrai, je viendrais  etc.                    

Slide 10 - Tekstslide

Wat is de stam van regelm. ww op ER & IR in de futur en conditionnel?
A
WW min ER / IR
B
Nous-vorm van de présent min ONS
C
Hele ww (infinitif)

Slide 11 - Quizvraag

Wat zijn de uitgangen van de futur simple?
A
ais/ais/ait/ions/iez/ aient
B
ai/as/a/ons/ez/ont
C
ai/as/a/ions/iez/aient
D
ais/ais/ait/ons/ez/ont

Slide 12 - Quizvraag

Conjugue: Tu _____ (parler - futur)
A
parlas
B
parlais
C
parleras
D
parlerais

Slide 13 - Quizvraag

Conjugue: Nous ______ (vendre - cond.)
A
vendreions
B
vendrons
C
vendrerions
D
vendrions

Slide 14 - Quizvraag

Il ________ (finir - cond)

Slide 15 - Open vraag

(verbes irréguliers)
Relie le verbe avec l'infinitif
Avoir
être
aller
faire
voir
pouvoir
vouloir
J'aurais
Tu serais
Nous irions
ils feraient
vous verriez
on pourrait
je voudrais

Slide 16 - Sleepvraag

Conjugue: Ils _____ (avoir - futur)
A
auront
B
avraient
C
auraient
D
avoiront

Slide 17 - Quizvraag

Traduis: wij zouden doen (faire)

Slide 18 - Open vraag

Conjugue: Tu _____ (être - cond)
A
êtrais
B
serais
C
étais
D
sera

Slide 19 - Quizvraag

Traduis: J'aurai

Slide 20 - Open vraag

Slide 21 - Tekstslide