2.3 Wie leent, maakt schulden

Oefening 6 - 9 p.48-49
1 / 34
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 34 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Oefening 6 - 9 p.48-49

Slide 1 - Tekstslide

H2 Geld genoeg?
2.3 Wie leent, maakt schulden

Slide 2 - Tekstslide

2.3 Wie leent, maakt schulden
  • Ik kan 3 redenen geven waarom mensen geld lenen.
  • Ik kan de kredietkosten van een lening berekenen.
  • Ik kan aan de hand van kenmerken vijf types van een consumptief krediet herkennen.
  • Ik kan uitleggen wat de bijzondere kenmerken zijn van een hypotheek.

Slide 3 - Tekstslide

Waarom lenen mensen?

Slide 4 - Woordweb

Bedenk 1 voordeel van geld lenen.

Slide 5 - Open vraag

Bedenk 1 nadeel van geld lenen.

Slide 6 - Open vraag

Ik zou geld lenen voor de aankoop van een nieuwe koelkast.
Ja
Misschien
Nee

Slide 7 - Poll

Ik zou geld lenen voor de aankoop van een nieuwe televisie.
Ja
Misschien
Nee

Slide 8 - Poll

Ik zou geld lenen voor de aankoop van een auto.
Ja
Misschien
Nee

Slide 9 - Poll

Ik zou geld lenen voor het maken van een reis.
Ja
Misschien
Nee

Slide 10 - Poll

Ik zou geld lenen om te investeren op de beurs.
Ja
Misschien
Nee

Slide 11 - Poll

Waarom is het niet verstandig om te lenen voor een reis of om aandelen te kopen op de beurs?

Slide 12 - Open vraag

Slide 13 - Video

2.3 Wie leent, maakt schulden
Leenmotieven
Leenmotieven zijn redenen om te lenen:
  • tijdelijk geldtekort
  • betalen van een onvoorziene uitgave.
  • niet eerst willen sparen.

Slide 14 - Tekstslide

Je vraagt een vriend of je even geld mag lenen om een broodje te kopen, omdat je je portefeuille bent vergeten.
A
Onvoorziene uitgave
B
Direct iets willen kopen
C
Tijdelijk geldtekort

Slide 15 - Quizvraag

Je koopt de nieuwe Playstation 5 op afbetaling.
A
Onvoorziene uitgave
B
Direct iets willen kopen
C
Tijdelijk geldtekort

Slide 16 - Quizvraag

Je leent geld van oma omdat je jouw kapotte telefoonscherm wil laten vervangen.
A
Onvoorziene uitgave
B
Direct iets willen kopen
C
Tijdelijk geldtekort

Slide 17 - Quizvraag

2.3 Wie leent, maakt schulden
Consumptief krediet
Je leent geld voor een duurzaam consumptiegoed.

  • persoonlijke lening 
       - koop op afbetaling (meteen eigenaar)
       - huurkoop (na laatste aflossing eigenaar)
  • doorlopend krediet
  • salariskrediet

Slide 18 - Tekstslide

2.3 Wie leent, maakt schulden
Persoonlijke lening versus doorlopend krediet
Persoonlijke lening
  • Je leent geld voor één bepaald doel.
  • Duur van de lening staat vast.
Doorlopend krediet
  • Je kan kopen totdat maximumbedrag bereikt is.
  • Je kan reeds terugbetaald geld opnieuw lenen.

Slide 19 - Tekstslide

Om een verbouwing te financieren kies ik voor een...
A
persoonlijke lening
B
doorlopend krediet
C
hypothecaire lening

Slide 20 - Quizvraag

Voor de aankoop van een auto kies ik voor een...
A
persoonlijke lening
B
doorlopend krediet
C
hypothecaire lening

Slide 21 - Quizvraag

Voor welke aankoop lenen de meeste mensen geld?
A
Het maken van een reis.
B
De aankoop van een auto.
C
De aankoop van een nieuwe televisie.
D
De aankoop van een huis.

Slide 22 - Quizvraag

2.3 Wie leent, maakt schulden
Hypothecaire lening
Een hypothecaire lening is een lening voor de aankoop van een huis, waarbij het huis geldt als onderpand.

Enkele kenmerken van een hypothecaire lening:
  • lange looptijd (20 - 30 jaar)
  • huis als onderpand
  • fiscaal aftrekbare hypotheekrente

Slide 23 - Tekstslide

Aflossen is het terugbetalen van geleend geld.
A
juist
B
onjuist

Slide 24 - Quizvraag

Door het betalen van rente wordt je schuld aan de bank lager.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quizvraag

Hoe langer ik leen, hoe lager het bedrag van de rente wordt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 26 - Quizvraag

Geleend bedrag = € 21.590 - € 11.590 = € 10.000
Duur van lening
Maandtermijn
Bestaat uit:
  • Aflossing
  • Rente
Rente
Altijd per jaar!
Kredietkosten
Totaal lening:
€ 21.519 - € 11.519 = € 10.000

Totaal terug te betalen:
€ 196,97 per maand x 60 maanden = € 11.818

Kredietkosten bedragen:
€ 11.818 - € 10.000 = € 1.818

Slide 27 - Tekstslide

Lenen kost geld
Kredietkosten
De looptijd is de duur van een lening.

Elke maand betaal je een maandtermijn, deze bestaat uit:
  • aflossing: het geleende geld terugbetalen
  • rente: de kost om geld te lenen

 (maandtermijnen x looptijd in maanden) - geleend bedrag = kredietkosten

Slide 28 - Tekstslide

Slide 29 - Tekstslide

Je wilt iets kopen voor € 1.597,- het termijn bedrag is € 50,- en de looptijd is 3 jaar.
Leerdoel 18
Uitleg
Looptijd:
3 jaar x 12 maanden = 36 maanden

Totaal terug te betalen:

€ 50 x 36 maanden = € 1800

Kredietkosten bedragen:
€ 1.800 - €1.597 = € 203
A
De kredietkosten zijn € 1.800,-
B
De kredietkosten zijn € 203,-
C
De kredietkosten zijn € 1.447,-
D
De kredietkosten zijn € 150,-

Slide 30 - Quizvraag

2.3 Wie leent, maakt schulden
  • Ik kan 3 redenen geven waarom mensen geld lenen.
  • Ik kan de kredietkosten van een lening berekenen.
  • Ik kan aan de hand van kenmerken vijf types van een consumptief krediet herkennen.
  • Ik kan uitleggen wat de bijzondere kenmerken zijn van een hypotheek.

Slide 31 - Tekstslide

Ik weet waarom mensen geld lenen.
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens

Slide 32 - Poll

Ik kan de kredietkosten van een lening berekenen.
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens

Slide 33 - Poll

Ik kan voorbeelden geven van verschillende consumptieve kredieten.
helemaal eens
eens
oneens
helemaal oneens

Slide 34 - Poll