LLS jaar 3 Week 37 16-9

Week 37
- Je kunt over eetgewoontes praten.
- Je begrijpt de ww met klinkerwisseling o-ue.
- Je kunt naar een lijdend voorwerp verwijzen.
- Je kunt het bijvoeglijk 
   naamwoord toepassen


1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
SpaansMBOStudiejaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Week 37
- Je kunt over eetgewoontes praten.
- Je begrijpt de ww met klinkerwisseling o-ue.
- Je kunt naar een lijdend voorwerp verwijzen.
- Je kunt het bijvoeglijk 
   naamwoord toepassen


Slide 1 - Tekstslide

Opdrachten
TB 4a en 4b (p43)
WB 4 (p41) > maak 5 zinnen. *
WB 6 (p41)
TB 5 (p43) > maak 5-8 zinnen. *
Leestekst B*
Luisteropdracht B *

Lever de opdrachten met een * in op Teams vóór woensdag 9.00u


Slide 2 - Tekstslide

WB 5 p41
¿De qué hablan?

fragment 1+2
fragment 3+4

Slide 3 - Tekstslide

Comida de negocios
MP TB p. 41 
Hoe heten de volgende soorten koffie? Kopel de omschrijving aan de afbeeldingen.

Drink je wel eens koffie, thee of chocolademelk? Hoe, wanneer en met wie?

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Tekstslide


MP WB p. 40 opdracht 1a
Bij welke categorie horen de onderstaande voedingsmiddelen?

agua - yogur - tomate - zumo - jamón - vino - leche- mango - brócoli - cerveza - lechuga - pollo - plátano- mantequilla - cerdo - naranja

Slide 7 - Tekstslide

Poder
yo                           puedo                                             Ook: contar, dormir, jugar, volver
tú                            puedes                                           Juego al fútbol
él, ella                   puede                                              ¿Cuándo vuelves?
usted                                                                               Dormimos hasta las once.
nosotros; -as     podemos
vosotros; -as     podéis
ellos; -as             pueden
ustedes

Slide 8 - Tekstslide

Persoonlijk vnw als lijdend vw
Wie haalt de taart?                 - Rubén haalt hem.
Wie koopt de cadeautjes?  - Elena koopt ze.

In het Spaans past het pers. vnw. zich aan in geslacht en getal.
¿Quién compra el pastel?        Lo compra Ana.
                                 la pizza?          ¿La compras tú?
                                 los regalos?   Los compro yo
                                 las flores?       Las compra Ramón.

NB. in de ontkenning komt no voor lo, la, los, las > No los compro yo.

Slide 9 - Tekstslide

Practica
MP WB p. 41, oef. 6 

¿Cómo lo tomas?

Slide 10 - Tekstslide

Tarea
Lees de tekst over 'Los bares de España' en beantwoord de vragen.
Lees de tekst over Roberto en maak de opdracht.

NB op de slide na de opdracht staat een filmpje met uitleg over de bijvoeglijke naamwoorden.

Slide 11 - Tekstslide

Los bares de España
¿Sabes que España es el país de Europa que más bares y cafeterías tiene por habitante? Los bares forman parte de la cultura española. Hombres, mujeres, niños, amigos, compañeros y familiares comparten su tiempo, beben, comen, hablan, ven la tele, juegan a las cartas y leen el periódico. 
Por la mañana  se puede tomar una tostada, un zumo y unos churros; al mediodía un aperitivo con una caña; por la tarde un café o una copa. ¡Cualquier momento es bueno!

Slide 12 - Tekstslide

¿Qué tipo de personas va a los bares?

Slide 13 - Open vraag

¿Qué se puede hacer en los bares?

Slide 14 - Open vraag

¿Cuándo va la gente a los bares?

Slide 15 - Open vraag

Roberto
Roberto trabaja de camarero en una cafetería cerca de su casa. Le gusta mucho su trabajo, porque conoce a mucha gente.
El sitio tiene mucha fama y van turistas de todos los países a probar sus productos. Su especialidad son las tartas; las hay de todos sabores: chocolate, fresa, kiwi, café, etc. 
Dicen que aquel que las come un día, pasa los trescientos sesenta y cuatro días deseando comerlas de nuevo....

Slide 16 - Tekstslide

Roberto - tarea
1. Maak een lijst met alle zelfstandige naamwoorden in de tekst. 
2. Sorteer ze op mannelijk, vrouwelijk, enkelvoud, meervoud.
3. Voeg daarna steeds een bijvoeglijk naamwoord toe dat erbij 
     past. Zie twee voorbeelden hieronder. 

el camarero simpático /  la cafetería moderna...        

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Video

Het bijvoeglijk naamwoord
Je kunt de toepassing van de bijvoeglijke naamwoorden oefenen

Ook zijn er opdrachten met woordenschat of tegengestelden

Slide 19 - Tekstslide

Lezen en Luisteren (1)
Lees tekst B en luisteropdracht B in je lees- en luisterdossier.
Lever dit in voor woensdag 12.00uur

Het dossier staat in Teams > bestanden > lees- en luisterdossier
De luisterfragmenten staan in Teams bestanden > lees- en luisterdossier > luisterfragmenten

NB. je mag in eigen tempo verder werken.

Slide 20 - Tekstslide

Lezen en Luisteren (2)
Tips
1. Lees eerst de hele opdracht door. 
2. Vertaal woorden die je niet begrijpt (en schrijf ze op).
3. Denk alvast aan woorden die bij het onderwerp passen.
4. De vragen staan altijd in de volgorde waarin ze voorbij komen in de tekst 
    (dus het antwoord op vraag 3 komt altijd ná vraag 2 in de tekst). Vraag 1 
    kan een uitzondering zijn, als die over de tekst in het algemeen gaat.

Slide 21 - Tekstslide