Lesson 4 - chapter 2

1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 3,4

In deze les zitten 17 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Geef 2 voorbeelden van ontkennende zinnen.

Slide 2 - Woordweb

Leerdoelen
- Je weet wat je ontkennende zinnen zijn.
- Je kan ontkennende zinnen maken.
- Je kan ontkennende zinnen herkennen.
- Je kan ontkennende zinnen toepassen.

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Link

Ontkenningen grammatica
  • Als je wilt zeggen dat iets niet zo is, wordt de zin ontkennend.
  • Je gebruikt hiervoor het woord: not
  • Bij het ww be (am, are, is, was, were) krijg je alleen not.
  • Bij het ww have got krijg je not achter have of has
  • Bij I, you, we en they gebruik je haven't got
  • Bij he, she, it gebruik je hasn't got

  • Ontkenningen kunnen ook met can, could, will en should + not (of shouldn't, can't, won't)

  • Bij andere werkwoorden zet je er don't, doesn't of didn't voor

Slide 5 - Tekstslide

Waar zet je not in de zin? Bij deze zin:

She is helping me with my homework.
A
vóór is
B
ná is
C
ná helping
D
ná me

Slide 6 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij deze zin?

He will work from home tomorrow.
A
Will wordt will not
B
Er veranderd niets in de zin
C
Will wordt won't
D
Will wordt isn't

Slide 7 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij deze zin?

They bought the tickets yesterday.
A
bought wordt didn't buy
B
Bought wordt didn't bought
C
Voor bought komt not
D
Ná bought komt not

Slide 8 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij deze zin?

She should buy her new shoes this weekend.
A
Should wordt shouldn't
B
Should wordt should not
C
Vóór should komt not
D
Should veranderd niet

Slide 9 - Quizvraag

Wat gebeurd er bij deze zin?

I think I passed my English test.
A
Think wordt thinkn't
B
Ná think komt not
C
Vóór think komt don't
D
Think wordt thought

Slide 10 - Quizvraag

Practise negative sentences
Go to page 32(workbook) Ex. E12
Use grammar (ontkenningen) page 23

Start the sentence with No,.....
Use the word 'not' in the sentence.

Example: Are you feeling okay? No I'm not feeling okay.

Finished? Do exercise E13


Slide 11 - Tekstslide

Complete the email
Go to page 33(workbook) Ex. E13
Use grammar (ontkenningen) page 23

Make the sentences negative, use a form of 'not'

Example: I_____________(like) school
=
I don't like school.

Finished? Write down what you don't understand.



Slide 12 - Tekstslide

Choose a picture and make 6 negative sentences about it.
Example:
  1. The rainbow isn't colourful
  2. The hill isn't big
  3. The sky isn't blue
  4. There aren't any people on the hill
  5. The rain won't fall on the hill
  6. The rainbow shouldn't be grey

Slide 13 - Tekstslide

Choose 1 picture and write 6 negative sentences. 
This is homework
Use at least:
  • don't/didn't
  • am not/isn't/aren't
  • haven't
  • hulpwerkwoord + not


Slide 14 - Tekstslide

What have you learned in todays lesson? Write down at least 2 things.

Slide 15 - Open vraag

Feedback to the teacher. What are you missing?

Slide 16 - Woordweb

Homework
Finish Exercise 12+13 (page 32/32 workbook)
Use grammar page 23 textbook

Choose 1 picture and write 6 negative sentences about it. Show me the next lesson. 
Haven't done your homework? Make 12 sentences.
Study: page 23 Grammar.

Slide 17 - Tekstslide