BOL1 Engelse werkwoorden vervoegen

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

0

Hoe spel je Engelse werkwoorden in het Nederlands?

.......

volgens de Nederlandse spellingsregels

Tegenwoordige Tijd   Verleden Tijd          Vol. Dw.

Stam                                 Stam + TE (n)               - T

 (_{ik/jij erachter/geb. wijs})    Stam + DE (n)              - D

Stam + T

                                             Bij twijfel in VT :  ->  

                                             T eX KoFSCHiP     ja->     T

                                                                             nee->  D

Dus...

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt:
deleten

1. deletet
2. delet

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, tt:
timen

1. timet
2. timt

Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd:

Hij ... (barbecueën)

1. barbecude
2. barbecuede
3. barbecuedde
4. barbecudde

Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd :

Hij .....(deleten)

1. deletete
2. delet
3. delette
4. deletette

Hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt:
joggen

1. jogde
2. joggete
3. joggte
4. jogte

Hoe schrijf je van het volgende werkwoord het voltooid deelwoord:
gamen

1. gegamet
2. gegamed

Hoe schrijf je van het volgende werkwoord het voltooid deelwoord:
squashen

1. Gesquast
2. Gesquasht
3. Gesquashd
4. Gesquashed

Vervoeg in de tegenwoordige tijd:

Mijn vriendje (skaten)

1. skatet
2. skate
3. skated

Vervoeg op de juiste manier in de verleden tijd:

Hij ... (racen)

1. racte
2. racette
3. racede
4. racete

Vervoeg op de juiste manier :

Heb je gisteren ............ (fitnessen)

1. gefitnest
2. gefitnesst
3. gefitnesd
4. gefitnessd

Vervoeg op de juiste manier :

Marion .......(bloggen) een hele tijd, maar ze is er nu mee gestopt.

1. bloggde
2. bloggte
3. blogde
4. blogte

Wat is juist gespeld? Een of meerdere antwoorden zijn goed.

1. Sophie heeft haar vinger verbrandt.
2. Sam en Tom moesten op de bus wachtten.
3. Het verbrandde haar van Sjors stinkt enorm.
4. Tom verbreedde zijn tuinpad.

Het gebeur... regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. gebeurd
2. gebeurt
3. gebeurdt
4. gebeurdde

Wat je vindt, mag je houden. Vindt je ook niet?

1. Fout, eerste 'vindt' moet zonder 't'.
2. Fout, beide keren moet 'vindt' zonder 't'.
3. Fout, tweede 'vindt' moet zonder 't'.
4. Deze zin is goed gespeld.